ECLI:NL:CBB:2022:800

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
21/1197
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Pavićević
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een subsidieaanvraag op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 december 2022, zaaknummer 21/1197, werd het beroep van appellante, een MKB-onderneming, ongegrond verklaard. Appellante had een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor de maanden januari, februari en maart 2021. De aanvraag werd door de minister van Economische Zaken en Klimaat afgewezen omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarde van een omzetverlies van ten minste 30% in de subsidieperiode ten opzichte van de referentieperiode in 2019.

Het College oordeelde dat de referentieperiode correct was vastgesteld op de maanden april, mei en juni 2019, aangezien appellante geen objectief bepaalbare feiten had aangevoerd die zouden wijzen op een latere startdatum van haar activiteiten. Appellante had gesteld dat zij op 1 juli 2019 was begonnen met het genereren van omzet, maar het College oordeelde dat de inschrijving in het handelsregister op 7 februari 2019 niet betekende dat er geen omzet was in de referentieperiode. De verwijzing van appellante naar een eerdere uitspraak van het College werd verworpen, omdat deze betrekking had op een andere TVL-periode.

Daarnaast werd het beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen. Appellante had geen bewijs geleverd dat er toezeggingen waren gedaan door de overheid die haar vertrouwen konden wekken in een wijziging van de referentieperiode. Het College concludeerde dat er geen juridische belemmeringen waren die een latere startdatum rechtvaardigden en dat de afwijzing van de subsidieaanvraag terecht was. De uitspraak benadrukt het belang van objectief bepaalbare feiten bij het vaststellen van de startdatum van bedrijfsactiviteiten en de voorwaarden voor subsidieaanvragen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1197

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: M.A.H. Tempelaars)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. S.M. Piron en C. Zieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor de periode januari, februari en maart (Q1) 2021 afgewezen.
Bij besluit van 17 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft de zaak op 6 oktober 2022 op een zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigde van appellante en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure2.1 Appellante heeft voor de maanden januari, februari en maart 2021 een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de TVL.
2.2
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat appellante niet voldoet aan de voorwaarde dat er een omzetverlies is van tenminste 30% in de subsidieperiode ten opzichte van de referentieperiode in 2019.
2.3
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
Standpunt appellante
3.1
Appellante stelt dat zij op 7 februari 2019 is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Appellante is na een verbouwing op 1 juli 2019 gestart. Op deze datum is zij begonnen met het genereren van omzet. In het eerste kwartaal van 2019 had appellante daarom geen omzet. Zij stelt dat voor de referentieperiode moet worden uitgegaan van het derde kwartaal van 2019. Appellante heeft ter zitting verwezen naar de uitspraak van het College van 20 september 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:618).
3.2
Appellante stelt verder dat het vertrouwensbeginsel is geschonden. Appellante stelt dat zij op 15 september 2021 telefonisch contact heeft gehad met de heer [naam 2] . Er is toen volgens appellante gesproken over het wijzigen van de referentieperiode van het eerste kwartaal van 2019 naar het derde kwartaal van 2019. In het telefonische gesprek is bevestigd dat een afwijking slechts eenmalig kon worden toegestaan. Ter zitting heeft appellante gesteld dat de telefoonnotitie van 15 september 2021 onjuist is, omdat zij niet met de heer [naam 3] heeft gesproken, maar met de heer [naam 2] . Dit blijkt ook uit de brief die zij heeft ontvangen.
Standpunt verweerder
4.1
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat appellante niet voldoet aan de voorwaarde dat er een omzetverlies is van tenminste 30% in de subsidieperiode in 2021 ten opzichte van de referentieperiode in 2019. Verweerder stelt zich op het standpunt dat appellante in het tweede kwartaal van 2019 geen omzet heeft gerealiseerd. Hierdoor voldoet appellante niet aan het vereiste van een omzetverlies van 30% en komt zij niet in aanmerking voor een subsidie op basis van de TVL. Verweerder heeft naar aanleiding van de uitspraak van het College van 31 augustus 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:845) voor ondernemers die geen gebruik konden maken van de startersregeling nader onderzocht of sprake was van evidente juridische belemmeringen waardoor appellante niet kon én mocht starten met het uitoefenen van de activiteiten op de datum van inschrijving in het handelsregister van de KvK. Volgens verweerder is een verbouwing geen evidente juridische belemmering of een reden om uit te gaan van een latere startdatum van de activiteiten.
4.2
Het vertrouwensbeginsel is volgens verweerder niet geschonden. Er zijn geen toezeggingen gedaan ten aanzien van de wijziging van de referentieperiode waar appellante vertrouwen aan kon ontlenen. Ook blijkt uit de telefoonnotitie dat gesproken is met de heer [naam 3] . Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in de brief, de beslissing op bezwaar, daar waar “ik” staat wordt gedoeld op de minister. Het bestreden besluit is ondertekend door de gemachtigde, dat is de waarnemend teammanager.
Beoordeling door het College
5.1
Niet in geschil is dat appellante op 7 februari 2019 is ingeschreven in het handelsregister van de KvK. In artikel 2.2.2, derde lid, onder a, van de TVL is bepaald dat voor een MKB-onderneming die na 31 december 2018 en uiterlijk op 30 september 2019 voor de eerste maal is ingeschreven de omzet voor de referentieperiode de omzet in het eerste gehele kalenderkwartaal volgend op de maand van de start van de activiteiten is. In de uitspraak van het College van 31 augustus 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:845) heeft het College overwogen dat het, mede omwille van een goede uitvoering van de TVL, noodzakelijk is dat het moment van de start aan de hand van objectief bepaalbare feiten en omstandigheden wordt bepaald. Tegen die achtergrond is van de start van de activiteiten naar het oordeel van het College in ieder geval sprake indien de aanvrager over alle noodzakelijke vergunningen beschikt en er geen evidente juridische belemmeringen zijn die in de weg staan van het uitoefenen van zijn of haar bedrijfsactiviteiten (rechtsoverweging 6.2). Appellante heeft, na het verzoek van verweerder hiertoe en ter zitting, geen objectief bepaalbare feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zou blijken dat dient te worden uitgegaan van een latere startdatum van de activiteiten. Het College is van oordeel dat verweerder daarom terecht is uitgegaan van de maanden april, mei en juni 2019 als referentieperiode en gelet hierop geen sprake is van een omzetverlies van ten minste 30%. De beroepsgrond slaagt niet.
5.2
Het College is van oordeel dat de verwijzing van appellante naar de uitspraak van het College van 20 september 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:618) haar niet kan baten, omdat deze uitspraak ziet op een andere TVL periode, te weten het vierde kwartaal van 2020. Tevens is in deze zaak sprake van een startende ondernemer die zich tussen 1 oktober 2019 en 29 februari 2020 heeft ingeschreven in het handelsregister. Zoals is overwogen in rechtsoverweging 5.1. is niet in geschil dat appellante op 7 februari 2019 is ingeschreven in het handelsregister. Daarmee is deze situatie anders dan de situatie die voorlag in de eerder genoemde uitspraak. De beroepsgrond slaagt niet.
5.3
Het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel slaagt evenmin. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Verder is vereist dat die uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Niet is gebleken dat door verweerder (telefonisch) een toezegging of uitlating is gedaan waaruit appellante redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat het derde kwartaal van 2019 als referentieperiode zou worden gehanteerd. Ook het afschrift van het app contact dat appellante heeft overgelegd ter zitting biedt voor het beroep op het vertrouwensbeginsel geen steun. Voor zover appellante stelt dat zij met een andere medewerker van de RVO heeft gesproken, is dit niet gebleken uit de telefoonnotitie van verweerder. Verweerder heeft verder terecht aangevoerd dat met “ik” in onder andere de zinsnede “op 15 september 2021 heb ik telefonisch contact met u gehad” in het bestreden besluit, wordt gedoeld op de gemachtigde van de minister.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. M. Khababi, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022.
w.g. T. Pavićević w.g. M. Khababi
BIJLAGE
Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL)
“Artikel 2.2.1. (verstrekking subsidie)
1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden januari, februari en maart 2021.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
(…)
Artikel 2.2.2. (bepaling omzetverlies)
1. Het omzetverlies wordt berekend door het verschil tussen de omzet in de referentieperiode en de omzet in de subsidieperiode te bepalen en deze te delen door de omzet in de referentieperiode. De uitkomst van deze berekening wordt uitgedrukt in procenten.
2. De omzet in de referentieperiode is de omzet in het eerste kalenderkwartaal van 2019.
3. In afwijking van het tweede lid is de omzet in de referentieperiode voor:
a. een getroffen MKB-onderneming die na 31 december 2018 en uiterlijk op 30 september 2019 voor de eerste maal is ingeschreven in het handelsregister: de omzet in het eerste gehele kalenderkwartaal volgend op de maand van de start van de activiteiten;
(…)
4. De omzet in de subsidieperiode is de omzet in het eerste kalenderkwartaal van 2021.
5. Indien de getroffen MKB-onderneming omzetbelasting betaalt over het geheel van de bedragen op basis waarvan haar omzetverlies wordt berekend, wordt als de omzet van de onderneming beschouwd het bedrag ten aanzien waarvan zij aangifte doet voor de omzetbelasting, overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968.
6. Voor andere getroffen MKB-ondernemingen dan de ondernemingen, bedoeld in het vijfde lid, is de omzet het bedrag van de omzet zoals dat op eenvoudige en duidelijke wijze blijkt uit de financiële administratie van de onderneming of uit een ander bewijsstuk. (…)”