ECLI:NL:CBB:2022:797

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
22/574
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal van 2021

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 december 2022, zaaknummer 22/574, staat de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal van 2021 centraal. Appellante, een B.V. gevestigd in [plaats], had een subsidie aangevraagd die was gebaseerd op SBI-code 20.14.1, maar betoogde dat haar activiteiten onder SBI-code 72.19.2 vallen. Tijdens de zitting bevestigde verweerder dat de subsidieverlening inderdaad op basis van SBI-code 72.19.2 moet plaatsvinden. Het College verklaarde het beroep van appellante gegrond en vernietigde het bestreden besluit, omdat de hoogte van het omzetverlies nog niet met zekerheid kon worden vastgesteld. Verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.277,-. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste SBI-code bij de beoordeling van subsidieaanvragen en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de vaststelling van omzetverlies.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/574

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. M.J. Bik),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.H. van der Burgt).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de door appellante aangevraagde subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het derde kwartaal (Q3) van 2021, afgewezen
.
Appellante heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 13 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante gegrond verklaard en het besluit van 11 oktober 2021 herroepen.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is op 22 september 2022 op zitting behandeld. Appellante is daarbij vertegenwoordigd door [naam 2] , bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit bepaald dat appellante voor het derde kwartaal van 2021 recht heeft op een subsidie die is gebaseerd op het percentage dat hoort bij SBI-code 20.14.1.
3. Appellante heeft aan haar beroep ten grondslag gelegd dat verweerder bij de verlening van subsidie op grond van de TVL voor Q3 van 2021 ten onrechte is uitgegaan van SBI-code 20.14.1 (vervaardiging van petrochemische producten). De activiteiten van appellante vallen onder SBI-code 72.19.2 (natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk).
4.1
Het College overweegt dat nu verweerder ter zitting heeft bevestigd dat bij de subsidieverlening op grond van de TVL voor Q3 van 2021 uit moet worden gegaan van SBI-code 72.19.2 (in plaats van SBI-code 20.14.1), het beroep van appellante gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd.
4.2
Het College kan niet zelf in de zaak voorzien omdat de hoogte van het (eventuele) omzetverlies nog niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Verweerder zal daarom een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het College stelt hiervoor een termijn van drie maanden.
5. Het College veroordeelt verweerder in de door appellante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.277,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen drie maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan appellante te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van
€ 2.277,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, mr. M. van Duuren en mr. J.L. Verbeek, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022.
H.S.J. Albers H.G. Egter van Wissekerke

BIJLAGE

Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)

Paragraaf 2.4. Subsidie vaste lasten voor de periode juli, augustus en september 2021
Artikel 2.4.2 (verstrekking subsidie)
1. De Minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden juli, augustus en september van 2021.
2 De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
b. waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van A en C ten minste € 1.500 bedraagt;
c. die op de peildatum in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofdactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op de peildatum is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling in de bijlage is opgenomen of die op de peildatum is ingeschreven in het handelsregister met een hoofdactiviteit onder de code 64.2, 64.30.3 of 70.10 van de Standaard Bedrijfsindeling en met een nevenactiviteit die in de bijlage is opgenomen (…)
3 (…)
4 In afwijking van het tweede lid, onderdeel d, wordt subsidie verstrekt aan een MKB-onderneming indien ten genoegen van de Minister blijkt dat de MKB-onderneming op de peildatum feitelijk een hoofdactiviteit uitvoerde die in de bijlage is opgenomen.
Artikel 2.4.3 (bepaling omzetverlies)
1. Het omzetverlies wordt berekend door het verschil tussen de omzet in de referentieperiode en de omzet in de subsidieperiode te bepalen en deze te delen door de omzet in de referentieperiode. De uitkomst van deze berekening wordt uitgedrukt in procenten.
2 De omzet in de referentieperiode is naar keuze van de aanvrager: de omzet in het derde kalenderkwartaal van 2019 of de omzet in het derde kalenderkwartaal van 2020.
3 (…)
4. De omzet in de subsidieperiode is de omzet in het derde kalenderkwartaal van 2021.
5 Als omzet van de getroffen MKB-onderneming wordt beschouwd het bedrag ten aanzien waarvan de getroffen MKB-onderneming aangifte doet voor de omzetbelasting, overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968. Tevens wordt als omzet beschouwd omzet die niet in een aangifte omzetbelasting gerapporteerd wordt, maar op eenvoudige en duidelijke wijze blijkt uit de financiële administratie of uit een ander bewijsstuk van de getroffen MKB-onderneming.
6 Tot de omzet in de referentieperiode en de omzet in de subsidieperiode worden voor de toepassing van deze regeling niet gerekend subsidies, tegemoetkomingen of steun in andere vorm die de getroffen MKB-onderneming heeft verkregen van een bestuursorgaan in verband met, of mede in verband met, de gevolgen van de bestrijding van de verspreiding van COVID-19.