ECLI:NL:CBB:2022:796

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
20/808
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen herziening van eerdere uitspraak College van Beroep voor het Bedrijfsleven

Op 13 december 2022 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/808, waarin het verzet van verzoeker tegen de eerdere uitspraak van 29 juni 2021 werd behandeld. Deze eerdere uitspraak betrof een verzoek om herziening van de uitspraak van 25 februari 2020, waarin het College het beroep van verzoeker tegen de beslissing op bezwaar van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) niet-ontvankelijk had verklaard. Verzoeker had op 8 september 2020 verzocht om herziening van deze uitspraak, maar het College wees dit verzoek af op 29 juni 2021. In het verzetschrift dat verzoeker indiende, werden geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de eerdere uitspraak konden ondermijnen. Het College oordeelde dat het verzet ongegrond was, omdat verzoeker enkel een hernieuwde discussie over de procedure wilde openen, wat niet mogelijk is binnen het rechtsmiddel van herziening. De ACM was niet aanwezig op de zitting van 3 november 2022, waar het verzet werd behandeld. Het College concludeerde dat er geen wettelijke grondslag was voor het verzet en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. De beslissing om het verzet ongegrond te verklaren werd openbaar uitgesproken op 13 december 2022.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/808

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2022 op het verzet van

[naam] , te [plaats] , verzoeker,

op het verzoek om herziening van de uitspraak van het College van 25 februari 2020, zaaknummer 19/1951.

Procesverloop

Met de uitspraak van 25 februari 2020 heeft het College het beroep van verzoeker tegen de beslissing op bezwaar van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) van 17 juni 2019 niet-ontvankelijk verklaard.
Op 8 september 2020 heeft verzoeker verzocht om herziening van deze uitspraak.
Met de uitspraak van 29 juni 2021 heeft het College het verzoek om herziening afgewezen.
Verzoeker heeft tegen de uitspraak van 29 juni 2021 verzet gedaan en heeft daarbij verzocht om te worden gehoord. Nadien heeft verzoeker nog een aanvullend verzetschrift ingediend.
Het verzet is behandeld op de zitting van 3 november 2022. Verzoeker is niet op de zitting verschenen. De ACM heeft in de brief van 17 oktober 2022 medegedeeld niet op de zitting aanwezig te zullen zijn.

Overwegingen

1. Het College heeft het verzoek om herziening afgewezen omdat verzoeker naar oordeel van het College een hernieuwde discussie heeft willen openen over de procedure die tot de uitspraak van 25 februari 2020 heeft geleid. Daarvoor is het rechtsmiddel herziening niet bedoeld. Verder waren er geen feiten of omstandigheden door verzoeker aangedragen die op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot herziening kunnen leiden.
2. Het verzetschrift van verzoeker is gericht tegen (I) de uitspraak van het College van 29 juni 2021, (II) de onder barcode 3SRRC14522121 aangetekend verzonden griffiersbrief (ontvangstbevestiging herzieningsverzoek) van 11 september 2020 en (III) -punt 2.3 van het verzetschrift samengevat- tegen al hetgeen dat al dan niet, naar mening van verzoeker, niet tijdig voor het doen van de uitspraak/uitspraken, gedaan in de zaken met zaaknummers 19/1951 en 20/808 op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, aan verzoeker bekend zijn gemaakt. Verder maakt verzoeker in het verzetschrift bezwaar gemaakt tegen de griffierechtnota van € 174,- van 15 september 2020.
3. In het aanvullende verzetschrift komt verzoeker op tegen de griffiersbrief (ontvangstbevestiging verzetschrift) van 12 augustus 2021 en tegen -samengevat- alle handelingen van de griffier die zijn verricht na ontvangst van het verzetschrift.
4.1
Het College ziet in hetgeen wat door verzoeker in het verzetschrift is aangevoerd ten aanzien van (I), de uitspraak van 29 juni 2021, geen feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de uitspraak van 29 juni 2021 onjuist is. Het gedane verzet treft hier dus geen doel.
4.2
Het College is van oordeel dat er geen wettelijke grondslag bestaat op grond waarvan kan worden opgekomen tegen (II) de griffiersbrief van 11 september 2020 aangezien dit niet valt aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Bovendien maakt deze brief geen onderdeel uit van de uitspraak waarvan verzet. Deze wordt hierin immers niet genoemd noch is de uitspraak hierop gebaseerd. Het gedane verzet treft hier dus geen doel.
4.3
Voor zover het verzet gericht is tegen hetgeen wat is samengevat onder (III) verwijst het College naar rechtsoverweging 4. van zijn uitspraak van 29 juni 2021. Ook het rechtsmiddel verzet biedt niet de opening tot een hernieuwde discussie over de procedure die tot de bedoelde uitspraak heeft geleid waarvan herziening is gevraagd. Het gedane verzet treft ook hier dus geen doel.
4.4
Op grond van een wettelijk voorschrift (artikel 8:41, eerste lid, van de Awb) wordt van de indiener van een beroepschrift door de griffier een griffierecht geheven. Het bij verzet maken van bezwaar tegen een griffierechtnota is niet mogelijk omdat het rechtsmiddel verzet hiervoor niet bedoeld is. Het maken van bezwaar is een rechtsmiddel op zichzelf en dit rechtsmiddel staat niet open tegen een griffierechtnota, omdat dit is geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb waartegen bezwaar of beroep openstaat. Bovendien ziet de uitspraak van 29 juni 2021, waarvan verzet, op het afwijzen van het verzoek om herziening van de uitspraak van het College van 25 februari 2020 inzake 19/1951 en niet op een niet-ontvankelijkheidsverklaring wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht inzake 20/808, zoals wel inzake 19/1951 het geval was. Ook hier treft het gedane verzet dus geen doel.
5. Verzoeker uit in het aanvullende verzetschrift bezwaren op handelingen van de griffier die zich hebben voorgedaan ná de uitspraak waarvan verzet. Alleen al om deze reden vallen die handelingen buiten de reikwijdte van dit rechtsmiddel omdat deze geen onderdeel uitmaken van de uitspraak of de totstandkoming hiervan waarvan verzet. Ook in het aanvullende verzetschrift ziet het College daarom geen feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de uitspraak van 29 juni 2021 onjuist is. Ook hier treft het gedane verzet dus geen doel.
6. Het College verklaart het verzet gelet op het voorgaande ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 29 juni 2021 in stand blijft.
7. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Stoové, in aanwezigheid van
E.A. van der Meel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 13 december 2022.
w.g. M.C. Stoové w.g. E.A. van der Meel