Overwegingen
1. Appellant heeft subsidie aangevraagd voor het vervangen van de kozijnen en het glas aan de achterkant van zijn woning en het aanbrengen van gevelisolatie aan de achter – en zijkant van het huis. Bij deze aanvraag heeft appellant facturen gevoegd van 5 oktober 2019 en 1 november 2019, voor de betaling in twee termijnen voor het vervangen van kozijnen, het toepassen van triple isolatieglas en isoleren van de buitengevels, en een factuur van 13 december 2020 voor het plaatsen van een schuifpui aan de achterzijde van het huis.
2. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant de subsidieaanvraag niet binnen twaalf maanden na uitvoering van de gevelisolatie heeft ingediend (artikel 4.5.9, eerste lid, onder c, van de Regeling). Daarnaast is de aanvraag afgewezen omdat de glasisolatie niet voldoet aan de voorwaarde dat een aanvraag voor energiebesparende maatregelen altijd betrekking moet hebben op ten minste twee typen isolerende maatregelen die op het moment van indiening van de aanvraag voor subsidie in aanmerking kunnen komen (artikel 4.5.9, derde lid, onder a, van de Regeling).
3. Partijen zijn het erover eens dat om voor subsidie in aanmerking te komen er ten minste twee typen maatregelen uitgevoerd moeten worden. Het geschil gaat over het moment dat de termijn van twaalf maanden waarbinnen de aanvraag moet zijn ingediend is begonnen.
4. In artikel 4.5.9, eerste lid, onder c, van de Regeling is bepaald dat afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen wordt beslist als een aanvraag voor subsidie door een eigenaar-bewoner later is ingediend dan twaalf maanden na het aanbrengen van isolatiemateriaal.
5. De termijn van twaalf maanden voor het indienen van de aanvraag begint dus op het moment waarop het isolatiemateriaal voor de gevel is aangebracht. Volgens verweerder was dat moment in oktober 2019, volgens appellant in juni 2020.
6. Het College gaat bij zijn beoordeling uit van het tijdsverloop van de gebeurtenissen zoals appellant dat op de zitting naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft de door appellant geschetste gang van zaken niet bestreden. Appellant heeft gesteld dat de aannemer in september 2019 is begonnen met het aanbrengen van de steiger voor het isoleren van de muren en het vervangen van de oude kozijnen door kozijnen met triple glas. Op 5 oktober 2019 heeft appellant een factuur ontvangen voor betaling van de eerste termijn voor het vervangen van de kozijnen, het triple isolatieglas en het aanbrengen van de gevelisolatie en op 1 november 2019 volgde de tweede en laatste factuur voor deze werkzaamheden. In februari 2020 zijn de werkzaamheden tijdelijk stopgezet. Eerst vanwege de weersomstandigheden en vervolgens door corona en leveringsproblemen. In de eerste week van juni 2020 zijn de werkzaamheden hervat. Toen is de isolatie verder afgewerkt en zijn de muren en de kozijnen geschilderd. In juni 2020 waren de eerste werkzaamheden klaar en zijn de steigers afgebroken. Daarna is eind oktober 2020 nog een geïsoleerde schuifpui in het souterrain geplaatst aan de achterzijde van de woning. Daarvoor heeft appellant in december 2020 de factuur ontvangen. Na ontvangst van deze laatste factuur heeft appellant op 20 februari 2021 de subsidie aangevraagd, omdat volgens appellant toen de hele opdracht voltooid was.
7. Appellant stelt dat de termijn van twaalf maanden voor het indienen van de aanvraag is gaan lopen in juni 2020, na de afronding van het eerste deel van de werkzaamheden waarvoor de steiger nodig was, omdat toen in verband met het plaatsen van de kozijnen de gevelisolatie is afgewerkt en het bijbehorende schilderwerk aan de gevel is uitgevoerd. De aanvraag is zeven maanden daarna ingediend en dus tijdig volgens appellant.
8. Verweerder is ervan uitgegaan dat de termijn van twaalf maanden is gaan lopen in oktober 2019. Verweerder gaat ervan uit dat toen de gevelisolatie (en een deel van de glasisolatie) was afgerond. Verweerder baseert zijn standpunt op de bij de aanvraag gevoegde factuur van 1 november 2019 voor de betaling van de tweede en laatste termijn. De aanvraag van 20 februari 2021 is daarom niet binnen de termijn van twaalf maanden ingediend.
9. Het College is van oordeel dat verweerder mag uitgaan van de door appellant bij zijn aanvraag gevoegde eindfactuur van 1 november 2019 voor het vaststellen van het begin van de termijn van twaalf maanden. Op de factuur staan vermeld het aanbrengen van de gevelisolatie, het leveren, aanbrengen en afwerken van de nieuwe kozijnen en het leveren en aanbrengen van het triple glas. Appellant heeft deze factuur ook in zijn geheel betaald op 3 november 2019. Als het moment waarop de termijn voor de subsidie-aanvraag begint te lopen later moet liggen dan het moment van die eindfactuur, dan moet dat uitgelegd worden. Appellant heeft dat niet gedaan bij zijn aanvraag. Pas in bezwaar en beroep heeft hij aangevoerd dat de gevelisolatie in juni 2020 is afgerond. Het betoog van appellant dat de termijn zou zijn gaan lopen in juni 2020 slaagt echter niet. Het College beschouwt het wegwerken van het gevelisolatiemateriaal bij het plaatsen van de kozijnen en het schilderwerk aan de gevel, niet als essentieel onderdeel van de gevelisolatiemaatregel. Het College ziet daarom geen aanleiding om van een ander moment voor het begin van de termijn van de subsidie-aanvraag uit te gaan dan het door verweerder bepaalde moment op basis van de eindnota van 1 november 2019.
10. Appellant heeft de subsidieaanvraag niet binnen twaalf maanden na deze datum ingediend. Verweerder heeft daarom juist vastgesteld dat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 4.5.9, eerste lid, onder c, van de Regeling en de subsidie terecht afgewezen.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.