ECLI:NL:CBB:2022:715

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
22/142
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaar tegen subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19

Op 28 september 2022 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1] h.o.d.n. [naam 2] en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar dat door [naam 2] was ingediend tegen een besluit van de minister, waarin de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor de periode oktober tot en met december 2020 op nihil was vastgesteld. Het College oordeelde dat het bezwaar te laat was ingediend, aangezien het bezwaarschrift pas op 29 oktober 2021 door de minister was ontvangen, terwijl de bezwaartermijn op 5 augustus 2021 was geëindigd. Het College stelde vast dat er geen bewijs was geleverd dat er eerder bezwaar was gemaakt, waardoor de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De minister had het bezwaar van [naam 2] dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen het besluit van 16 december 2022 werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak werd gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van griffier E.E.M. Koomen.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/142
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2022 in de zaak tussen

[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] ,

(gemachtigde: S. Schumm)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister).

Beslissing

Het College oordeelt dat de minister het bezwaar van [naam 2] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het bezwaarschrift buiten de termijn van zes weken is ingediend. Het beroep tegen het besluit van 16 december 2022 is daarom ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenvergoeding.
Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het besluit van datum 24 juni 2021, waarin de minister de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL Q4 2020) voor de periode oktober tot en met december 2020 heeft vastgesteld op nihil (het TVL-besluit).
De motivering van dit oordeel is als volgt.

Overwegingen

In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het volgende geregeld.
De bezwaartermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen (artikel 6:9, eerste lid). De bezwaartermijn begint te lopen met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (artikel 6:8, eerste lid). Is een bezwaarschrift buiten de termijn ingediend, dan is het in beginsel nietontvankelijk. Indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, kan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven (artikel 6:11). Dan is de termijnoverschrijding verschoonbaar.
Dit betekent het volgende voor de zaak van [naam 2] .
Het TVL-besluit is bekend gemaakt op 24 juni 2021. De bezwaartermijn eindigde dus op 5 augustus 2021. De minister heeft het bezwaarschrift op 29 oktober 2021 ontvangen. De minister heeft het bezwaarschrift van [naam 2] dus niet binnen de daarvoor gestelde termijn van zes weken mogen ontvangen.
Naar het oordeel van het College heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. [naam 2] heeft aangegeven dat hij al eerder, binnen de bezwaartermijn, een bezwaarschrift heeft ingediend. Dit is echter niet voldoende aangetoond. Bij gebrek aan bijvoorbeeld een kopie van dit eerdere bezwaarschrift en een bewijs van verzending, kan het College niet anders dan aannemen dat het bezwaarschrift pas op 29 oktober 2021 aan de minister is gezonden.
De termijnoverschrijding is dus niet verschoonbaar. Dit betekent dat de minister het bezwaar van [naam 2] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en het beroep daarom ongegrond is.
De uitspraak is gedaan en in het openbaar uitgesproken door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van E.E.M. Koomen, griffier.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. E.E.M. Koomen