ECLI:NL:CBB:2022:713

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
22/125
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar subsidie MKB COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in het beroep van [naam 1] tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het beroep betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar dat [naam 1] had ingediend tegen het besluit van de minister, waarin de subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL 1) voor de periode juni tot en met september 2020 op nihil was vastgesteld. De minister had het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De bezwaartermijn eindigde op 28 juli 2021, terwijl het bezwaarschrift pas op 8 november 2021 door de minister was ontvangen. Het College oordeelde dat [naam 1] geen goede redenen had voor de termijnoverschrijding en dat de minister terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Het College benadrukte dat [naam 1] bewust had ingestemd met digitale correspondentie en dat hij op de hoogte was gesteld van het besluit. Hierdoor was het College van mening dat er geen reden was om aan te nemen dat [naam 1] niet tijdig bezwaar had kunnen maken. Aangezien het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard, kwam het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het TVL-besluit. Het beroep van [naam 1] werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/125

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam 1] ,te [plaats] ,
h.o.d.n. [naam 2] ,appellant ( [naam 1] )
(gemachtigde: mr. H. Randag)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder (de minister)

(gemachtigden: mr. S.M. Piron).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juni 2021 (het TVL-besluit) heeft de minister de aan [naam 1] verleende subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL 1) voor de periode juni tot en met september 2020 vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 6 december 2021 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft de zaak op 14 september 2022 op een zitting behandeld. Aan de zitting heeft alleen de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het volgende geregeld. De bezwaartermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen (artikel 6:9, eerste lid). De bezwaartermijn begint te lopen met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (artikel 6:8, eerste lid). Is een bezwaarschrift buiten de termijn ingediend, dan is het in beginsel nietontvankelijk. Indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, kan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven (artikel 6:11). Dan is de termijnoverschrijding verschoonbaar.
2. Dit betekent het volgende voor de zaak van [naam 1] .
3. Het TVL-besluit is bekendgemaakt op 16 juni 2021. De bezwaartermijn eindigde dus op 28 juli 2021. De minister heeft het bezwaarschrift, dat is gedateerd op 22 oktober 2021, op 8 november 2021 ontvangen. [naam 1] heeft het bezwaarschrift dus niet binnen de daarvoor gestelde termijn van zes weken ingediend.
4. Naar het oordeel van het College heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat [naam 1] geen goede redenen had voor de termijnoverschrijding.
5. Het College stelt vast dat [naam 1] op het aanvraagformulier, dat hij op 2 oktober 2020 heeft ondertekend en ingediend, expliciet toestemming heeft gegeven om over de aanvraag alleen digitaal bericht te ontvangen, door op het formulier de stelling “Ik ontvang alleen digitaal bericht over deze aanvraag” met “Ja” te beantwoorden. [naam 1] heeft aldus bewust ingestemd met verdere digitale correspondentie. De minister mocht er vanuit gaan dat die toestemming ook zag op de vaststelling van de verleende subsidie. Hiermee mocht de minister op grond van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb het besluit digitaal verzenden. Het College heeft geen redenen om aan te nemen dat [naam 1] het besluit niet heeft ontvangen. [naam 1] is op 16 juni 2021 om 11:23 uur via een notificatiemail, die is verstuurd naar het door [naam 1] op het aanvraagformulier ingevulde e-mailadres, op de hoogte gesteld van het feit dat er een bericht over zijn TVL-aanvraag klaar stond. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemer dat de e-mail tijdig gecontroleerd wordt. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat [naam 1] niet op tijd bezwaar had kunnen maken. Het College begrijpt dat [naam 1] destijds in een moeilijke situatie verkeerde, maar dit maakt niet dat hij niet tijdig bewaar had kunnen maken. De minister heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het TVL-besluit, waarin de minister de aan [naam 1] verleende subsidie op nihil heeft vastgesteld.
7. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2022.
w.g. J.H. de Wildt w.g. L.N. Foppen