Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2022 in de zaak tussen
h.o.d.n. [naam 2] ,appellant ( [naam 1] )
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in het beroep van [naam 1] tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het beroep betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar dat [naam 1] had ingediend tegen het besluit van de minister, waarin de subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL 1) voor de periode juni tot en met september 2020 op nihil was vastgesteld. De minister had het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De bezwaartermijn eindigde op 28 juli 2021, terwijl het bezwaarschrift pas op 8 november 2021 door de minister was ontvangen. Het College oordeelde dat [naam 1] geen goede redenen had voor de termijnoverschrijding en dat de minister terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Het College benadrukte dat [naam 1] bewust had ingestemd met digitale correspondentie en dat hij op de hoogte was gesteld van het besluit. Hierdoor was het College van mening dat er geen reden was om aan te nemen dat [naam 1] niet tijdig bezwaar had kunnen maken. Aangezien het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard, kwam het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het TVL-besluit. Het beroep van [naam 1] werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.