ECLI:NL:CBB:2022:69

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
21/932
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid College van Beroep voor het Bedrijfsleven in bestuursrechtelijke zaak

Op 1 februari 2022 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/932. De appellant, woonachtig in [plaats], had beroep ingesteld tegen een aantal publicaties en stukken van en over de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, een hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De appellant stelde dat deze publicaties onterecht waren en vroeg het College om een uitspraak.

Het College heeft echter geoordeeld dat het zich onbevoegd verklaart om uitspraak te doen in deze zaak. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij het College zonder zitting uitspraak kan doen als uit de stukken blijkt dat het niet bevoegd is. In dit geval ontbraken de besluiten waartegen beroep kon worden ingesteld, zoals vereist door de Awb. Het College heeft daarom besloten om het beroepschrift door te sturen naar de rechtbank Midden-Nederland, die de aangewezen rechtbank is voor de appellant.

De rechtbank Midden-Nederland zal nu moeten beoordelen of het beroep van de appellant ontvankelijk is en of het gericht is tegen besluiten die onder de bestuursrechter vallen. Het College heeft benadrukt dat alleen beroepen tegen besluiten met rechtsgevolgen door de bestuursrechter kunnen worden behandeld, en dat beroepen tegen andere stukken of publicaties niet in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 februari 2022, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/932
uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2022 in het beroep van

[naam] , te [plaats] , appellant.

Procesverloop

Bij brief van 12 februari 2021 heeft appellant beroep ingesteld bij het College tegen een aantal publicaties en stukken van en over de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, een hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Overwegingen

Het College doet op grond van art. 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak. Hij acht een zitting niet nodig omdat uit de stukken meteen al duidelijk is dat het College niet bevoegd is om uitspraak te doen in het beroep van appellant. Appellant noemt namelijk in zijn beroepschrift geen besluiten die staan vermeld in de lijst besluiten waartegen men bij het College beroep kan instellen. Daarom stuurt het College het beroepschrift ter verdere behandeling door naar de rechtbank Midden-Nederland. Omdat appellant in [plaats] woont is dat de aangewezen rechtbank. Het is aan deze rechtbank om het beroep van appellant te beoordelen. Deze rechtbank moet dan ook nagaan of het beroep wel is gericht tegen besluiten waartegen men volgens de Awb beroep kan instellen bij de bestuursrechter. De bestuursrechter beoordeelt alleen beroepen tegen besluiten – beslissingen van bestuursorganen met rechtsgevolgen – en geen beroepen tegen andere stukken, publicaties of beslissingen.
Als geen sprake is van besluiten, zal de rechtbank Midden-Nederland zich onbevoegd of het beroep niet-ontvankelijk kunnen verklaren.
Deze beslissing is gebaseerd op de volgende artikelen uit de Awb:
  • artikel 8:7, tweede lid (de bevoegdheid van de rechtbank, tenzij een andere rechter bevoegd is);
  • artikel 1:3, eerste lid (wanneer is sprake van een besluit);
  • artikel 4 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (hier staat tegen welke besluiten beroep kan worden ingesteld bij het College).

Beslissing

Het College verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van
J.S. Nooren, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
1 februari 2022.
de voorzitter is verhinderd de de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij het College. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.