Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 oktober 2022 op het hoger beroep van:
[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , appellant,
Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau(KCB),
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van het tuchtgerecht Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB) van 31 maart 2021. Appellant, die onder de Landbouwkwaliteitswet valt, heeft in het verleden afgekeurde partijen appelen vervoerd zonder de vereiste toestemming van KCB. De inspecteur van KCB heeft op 14 januari 2020 een controle uitgevoerd op het bedrijf van appellant, naar aanleiding van eerdere controles die leidden tot verklaringen van non-conformiteit. Het tuchtgerecht heeft vastgesteld dat appellant de regels van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 heeft overtreden door afgekeurde partijen niet terug te melden aan KCB. Het tuchtgerecht heeft appellant een geldboete opgelegd van € 3.000,--, waarvan € 1.500,-- onvoorwaardelijk en € 1.500,-- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de regels omtrent traceerbaarheid onnavolgbaar zijn en dat KCB een overbodige instantie is. KCB heeft in haar verweerschrift gesteld dat appellant geen verweer voert tegen de vastgestelde overtredingen en dat de regels zijn bedoeld om de handel te bevorderen en niet om de traceerbaarheid te waarborgen. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft geoordeeld dat de overtredingen van artikel 14 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 vaststaan en dat de opgelegde geldboete passend is. Het College heeft het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard en de uitspraak van het tuchtgerecht bevestigd.