ECLI:NL:CBB:2022:60

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
18/2147R
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van eerdere uitspraak inzake proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 februari 2022 een rectificatie uitgesproken van een eerdere uitspraak van 6 juli 2021, met zaaknummer 18/2147. De rectificatie betreft een kennelijke onjuistheid in de beslissing over de proceskosten. In de oorspronkelijke uitspraak werd ten onrechte vermeld dat verweerder in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld. Het College heeft vastgesteld dat de Staat der Nederlanden, en niet verweerder, verantwoordelijk is voor de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 374,-. Deze kosten zijn verschuldigd in verband met een verzoek om immateriële schadevergoeding wegens een overschrijding van de redelijke termijn, die aan de Staat is toe te rekenen.

Het College heeft de uitspraak van 6 juli 2021 aangepast door te bepalen dat de Staat in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl. De beslissing tot rectificatie is gedaan door mr. J.L. Verbeek, in aanwezigheid van griffier mr. N.C.H. Vrijsen, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2022. De voorzitter en de griffier waren verhinderd te ondertekenen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/2147
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2022 tot rectificatie van de uitspraak van 6 juli 2021 in de zaak tussen

Maatschap [naam] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: ing. J. Pot),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. H.G.M. Wammes),
en

de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Procesverloop

Het College heeft vastgesteld dat in zijn uitspraak van 6 juli 2021 met zaaknummer 18/2147 (ECLI:NL:CBB:2021:697) onder “Beslissing” een kennelijke onjuistheid staat vermeld.

Overwegingen

In de rubriek “Beslissing” staat vermeld dat het College “veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 374,-.” Het College overweegt dat hier sprake is van een onjuistheid. Niet verweerder maar de Staat moet worden veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 374,-. De proceskosten zijn immers verschuldigd in verband met het verzoek om (immateriële) schadevergoeding in verband met een overschrijding van de redelijke termijn. Nu de overschrijding van de redelijke termijn aan de Staat is toe te rekenen, moet de Staat in de proceskosten van appellante worden veroordeeld.
Nu de uitspraak een kennelijke, ook voor partijen kenbare en voor eenvoudig herstel vatbare onjuistheid bevat, bestaat aanleiding de uitspraak op dit punt te rectificeren.
Het College wijzigt de uitspraak van 6 juli 2021, met zaaknummer 18/2147, als volgt.
“- veroordeelt de Staat in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 374,-.”
Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Beslissing

Het College rectificeert zijn uitspraak van 6 juli 2021 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, in aanwezigheid van mr. N.C.H. Vrijsen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2022.
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd te ondertekenen.