In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 30 augustus 2022, zaaknummer 21/871, staat de aanvraag van Stichting [naam 1] voor de regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 centraal. De aanvraag was oorspronkelijk afgewezen door de minister van Economische Zaken en Klimaat op 16 februari 2021. Na een bezwaarschrift en een bestreden besluit op 1 juli 2021, heeft appellante beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 28 februari 2022 is het onderzoek gesloten, maar later heropend na vragen van het College. Op 11 juli 2022 heeft de minister het bestreden besluit ingetrokken en alsnog TVL verleend voor het vierde kwartaal van 2020. Appellante was blij met deze beslissing, maar stelde dat zij ook recht had op TVL voor latere kwartalen in 2021, ondanks dat zij hiervoor geen aanvragen had ingediend. Het College oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen procesbelang meer is nu de TVL voor het vierde kwartaal is verleend. Het College kan niet ingaan op de wens van appellante voor TVL over latere kwartalen, omdat er geen aanvragen zijn gedaan en de termijnen voor aanvragen al verstreken zijn. Het College begrijpt de situatie van appellante, maar benadrukt dat per kwartaal een aanvraag gedaan moet worden. De minister wordt opgedragen het griffierecht van € 360,- aan appellante te vergoeden.