In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 23 augustus 2022, zaaknummer 21/1060, is het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Appellant had een subsidie aangevraagd op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode januari tot en met maart 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat had appellant een subsidie van € 1.744,28 verleend, maar dit besluit werd later door de minister ongegrond verklaard omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies. Tijdens de zitting op 8 juni 2022 werd vastgesteld dat appellant inmiddels had aangetoond dat zijn feitelijke activiteiten voldoen aan de SBI-code 59.20, maar dat hij niet meer in aanmerking kwam voor de subsidie omdat hij niet voldeed aan de omzetverliesvoorwaarde. Het College concludeerde dat er geen belang meer was bij een oordeel over de SBI-code, aangezien appellant niet voldeed aan de subsidievoorwaarden. De uitspraak benadrukt dat het beroep niet-ontvankelijk is, maar dat het griffierecht aan appellant wordt vergoed.