ECLI:NL:CBB:2022:547
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in het kader van de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, is op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in het kader van de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19. De verzoekster, een vennootschap onder firma, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In een eerdere tussenuitspraak van 24 mei 2022 had het College de minister opgedragen om binnen vier weken de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Op 10 juni 2022 heeft de minister een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waaruit bleek dat de verzoekster volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante.
De verzoekster verzocht echter om vergoeding van de kosten die zij had gemaakt in de bezwaar- en beroepsprocedure. Het College oordeelde dat, nu het bestuursorgaan geheel aan de indiener van het beroepschrift was tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kon worden veroordeeld, zoals bepaald in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De hoogte van de proceskosten werd vastgesteld aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij het College de gemaakte kosten op € 2.600,- heeft vastgesteld. Dit bedrag is opgebouwd uit verschillende proceshandelingen, elk met een vast bedrag en een wegingsfactor. Daarnaast werd opgemerkt dat de verplichting om de kosten van het griffierecht van € 360,- te vergoeden voor de minister rechtstreeks voortvloeit uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De uitspraak werd gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van griffier mr. D. de Vries.