ECLI:NL:CBB:2022:514

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
21/935
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen subsidieverlening op basis van SBI-code in het kader van COVID-19 steunmaatregelen

In deze zaak heeft appellante, een onderneming die zich richt op de groothandel in horeca- en evenemententextiel, beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Economische Zaken en Klimaat. De minister had op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) een subsidie van € 54.699,04 verleend, gebaseerd op de SBI-code 46.41.2 (Groothandel in huishoudtextiel en beddengoed). Appellante betwistte dat deze SBI-code passend was voor haar activiteiten en verzocht om een hoger percentage vaste lasten, omdat zij zich specifiek richt op de horeca en evenementenbranche, die zwaar getroffen zijn door de coronamaatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op de peildatum 15 maart 2020 appellante enkel ingeschreven stond met de SBI-code 46.41.2. De minister heeft in zijn besluit aangegeven dat er geen andere SBI-code van toepassing was en dat het percentage vaste lasten voor de SBI-code 46.41.2 op 11% was vastgesteld. Appellante voerde aan dat haar activiteiten niet overeenkwamen met de SBI-code en dat er geen passende code was, maar de rechtbank oordeelde dat de minister terecht had gehandeld door bij de subsidieverlening uit te gaan van de SBI-code 46.41.2.

De rechtbank concludeerde dat de TVL geen ruimte biedt voor maatwerk en dat de minister de subsidie correct had berekend op basis van de geldende regels. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 augustus 2022.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/935

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [woonplaats] , appellante

(gemachtigde: mr. H. Patang),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.H. van der Burgt en C. Zieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan appellante op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode Q1 2021 een subsidie verleend van € 54.699,04.
Bij besluit van 16 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2022. Namens appellante is [naam 2] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure
2. Over de onderneming was op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code 46.41.2 (Groothandel in huishoudtextiel en beddengoed) opgenomen en als bedrijfsomschrijving “Groothandel in horeca-textiel”.
3. Verweerder heeft in het primaire besluit aan appellante een subsidie verleend op basis van de SBI-code 46.41.2. Het percentage vaste lasten voor die SBI-code is vastgesteld op 11%. Appellante heeft in de bezwaarfase verzocht om bij de subsidieverlening uit te gaan van de SBI-code 96.09 (Overige dienstverlening (rest). In het bestreden besluit heeft verweerder geconstateerd dat appellante op 15 maart 2020 enkel met de SBI-code 46.41.2 stond ingeschreven in het handelsregister. Verweerder heeft onderzocht of de bedrijfsomschrijving van appellante of haar feitelijke werkzaamheden, aanknopingspunten bieden om aansluiting te zoeken bij SBI-code 96.09. Dat is volgens verweerder niet het geval.
Standpunt van appellante
4. Appellante voert aan dat verweerder ten onrechte de subsidieverlening baseert op de SBI-code 46.41.2 (Groothandel in huishoudtextiel en beddengoed) met het daarbij horende percentage vaste lasten van 11%. Appellante heeft een groothandel in horeca- en evenemententextiel, maar staat wel ingeschreven met de SBI-code 46.41.2. Dat komt doordat er geen beter aansluitende SBI-code is. Door een medewerker van de KvK is ook aan appellante bevestigd dat haar activiteiten niet in overeenstemming zijn met de omschrijving van de activiteiten die vallen onder de SBI-code 46.41.2. De werkzaamheden van appellante zijn gericht op specifieke sectoren, namelijk de horeca en de evenementenbranche. Daarmee onderscheidt zij zich van de andere ondernemingen die vallen onder de SBI-code 46.41.2. Doordat appellante zich enkel richt op de horeca en de evenementenbranche, is zij door de overheidsmaatregelen net zo zwaar getroffen als haar afnemers. Het percentage vaste lasten dat is vastgesteld voor de SBI-code 46.41.2 is daarom in het geval van appellante niet toereikend. Verweerder dient maatwerk te leveren door bij de subsidieverlening uit te gaan van een hoger percentage vaste lasten, zodat appellante in aanmerking komt voor een hogere subsidie. Dit kan door bijvoorbeeld aansluiting te zoeken bij het percentage vaste lasten dat is vastgesteld voor de horeca en evenementenbranche. Appellante verwijst in dit kader naar de SBI-code 55.10.1 (Hotel-restaurants), waarvoor het percentage vaste lasten op 40% is vastgesteld.
Standpunt van verweerder
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij bij de subsidieverlening terecht is uitgegaan van SBI-code 46.41.2 en het bijbehorende percentage vaste lasten van 11%. Verweerder heeft onderzocht of de feitelijke activiteiten of de bedrijfsomschrijving van appellante passen bij een andere SBI-code, waaronder ook de door appellante voorgestelde SBI-code 55.10.1. Dit is niet het geval. Dat het merendeel van de afnemers van appellante actief zijn in de horeca en evenementenbranche, is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan verweerder een uitzondering moet maken en een hoger percentage vaste lasten moet hanteren. Daarbij acht verweerder van belang dat de vaste lasten van appellante als groothandel afwijken van de vaste lasten van haar afnemers. Tot slot maakt de stelling van appellante inhoudende dat de KvK heeft aangegeven dat de SBI-code 46.41.2 niet past bij haar feitelijke activiteiten, de conclusie van verweerder niet anders. De Standaard Bedrijfsindeling is een hiërarchische indeling van economische activiteiten. Verweerder vindt dat een groothandel in textiel past in de subcategorie van de SBI-code 46.4XX (Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto’s en motorfietsen)). De SBI-code 46.41.2 hoort in deze subcategorie en past het beste bij de activiteiten van appellante.
Beoordeling
6. Tussen partijen is niet in geschil dat voor appellante op de peildatum 15 maart 2020 enkel de SBI-code 46.41.2 stond ingeschreven in het handelsregister. Op de zitting heeft appellante toegelicht dat er voor haar geen passendere SBI-code is dan 46.41.2 en dat zij de in het handelsregister ingeschreven SBI-code ook niet wil wijzigen. Het College is van oordeel dat verweerder dan ook terecht bij de subsidieverlening is uitgegaan van SBI-code 46.41.2. Verweerder heeft vervolgens de hoogte van de subsidie berekend aan de hand van artikel 2.2.3, eerste lid, van de TVL, waarbij hij in de berekening moet uitgaan van het percentage vaste lasten zoals dat volgt uit de bijlage van de TVL. Op grond van die bijlage is voor de categorie SBI-codes beginnend met 46 het percentage vaste lasten vastgesteld op 11%. Het College begrijpt wel dat appellante, gelet op de aard van haar activiteiten, ten opzichte van andere ondernemers die vallen onder de SBI-code 46.41.2 wellicht zwaarder getroffen is en dat zij daarom baat heeft bij het hanteren van een hoger percentage vaste lasten in de subsidieverlening. Echter, de TVL gaat uit van gemiddelden en biedt geen ruimte om, zoals appellante heeft verzocht, af te wijken van het percentage vaste lasten zoals dat is vastgesteld in de bijlage van de TVL. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. drs. L. van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2022.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. L. van Loon
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Artikel 2.2.1. (verstrekking subsidie) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden januari, februari en maart 2021.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
b. waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van A en C ten minste € 1.500 bedraagt;
c. die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofdactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling in de bijlage is opgenomen of die op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met een hoofdactiviteit onder de code 64.2, 64.30.3 of 70.10 van de Standaard Bedrijfsindeling en met een nevenactiviteit die in de bijlage is opgenomen;
e. die:
1°.voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
–ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
–een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°.voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft.
(…)
5. In afwijking van het tweede lid, onderdeel d, wordt subsidie verstrekt aan een MKB-onderneming indien ten genoegen van de minister blijkt dat de MKB-onderneming op 15 maart 2020 feitelijk een hoofdactiviteit uitvoerde die in de bijlage is opgenomen.”
Artikel 2.2.3. (hoogte subsidie) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. De subsidie bedraagt ten hoogste € 550.000 en wordt berekend op de volgende wijze:
A x B x C x D.
2. De subsidie bedraagt € 1.500, indien:
a. de uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, minder is dan € 1.500;
b. het een getroffen MKB-onderneming betreft die voor de eerste maal is ingeschreven in het handelsregister na 29 februari 2020.
3 Bij element C wordt het hoogste percentage gebruikt dat van toepassing is, indien de getroffen MKB-onderneming meer dan een hoofdactiviteit uitvoert.
4 Indien ten genoegen van de minister blijkt dat een activiteit van een getroffen MKB-onderneming waarvan de code van de Standaard Bedrijfsindeling in de bijlage is opgenomen, in werkelijkheid op 15 maart 2020 de hoofdactiviteit van die onderneming vormde, wordt bij element C het percentage behorend bij deze code van de Standaard Bedrijfsindeling gebruikt.
(…)”