Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 augustus 2022 op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (staatssecretaris),
en
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Het standpunt van verweerder in het verweerschrift dat de overtreden norm ook strekt tot bescherming van het belang van informatieverstrekking aan consumenten, gaat eraan voorbij dat informatieverstrekking op grond van de Wet geen doel in zichzelf is.
De Wet, die het kader vormt voor het Besluit en de Regeling, strekt tot het beschermen van de volksgezondheid. Het verstrekken van informatie over onder meer het gehalte aan nicotine in elektronische dampwaar vindt plaats in het kader van het belang van het beschermen van de volksgezondheid. Door de bij of krachtens de Wet voorgeschreven informatieverstrekking worden consumenten met het oog op de volksgezondheid in staat gesteld om een geïnformeerde keuze te maken over het gebruik van een voor de gezondheid schadelijk product. De door eiseres verstrekte informatie stelt consumenten in staat om die geïnformeerde keuze te maken. Dat consumenten bij gebruik van een navulverpakking gelijk aan de bemonsterde navulverpakking een relatief kleine hoeveelheid nicotine minder binnenkrijgen dan waar zij voor gekozen hebben, doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om een vanuit gezondheidsperspectief geïnformeerde keuze te maken. Voor zover verweerder beoogt om ook misleiding van de consument te voorkomen in die zin dat zij minder ‘waar’ voor hun geld krijgen, geldt dat dat geen belang is waarop de Wet is gericht. Dat belang wordt gewaarborgd door Europeesrechtelijke en nationale wet- en regelgeving op het terrein van consumentenbescherming. Overtreding van die wet- en regelgeving is niet aan de boete ten grondslag gelegd.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
(…)
Daarbij wordt in artikel 20, derde lid, aanhef en onder b, van de Richtlijn de eis gesteld dat lidstaten dienen te bewerkstelligen dat de nicotinehoudende vloeistof niet meer nicotine dan 20 mg/ml bevat.
Artikel 20, eerste lid, van de Richtlijn schrijft lidstaten voor dat elektronische sigaretten en navulverpakkingen uitsluitend in de handel worden gebracht indien zij aan deze richtlijn en aan alle andere desbetreffende wetsbepalingen van de Unie voldoen.
Beslissing
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van [naam 1] in hoger beroep tot een bedrag van € 1.518,-.