In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Nederland B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan de verzoekster is opgelegd vanwege het ontbreken van een vakbekwaamheidsbewijs voor de beheerder van de dierenwinkel. De verzoekster heeft tegen het besluit van de minister beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 14 januari 2022 de zitting gehouden en de verzoekster vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De minister heeft het bezwaar van de verzoekster tegen eerdere besluiten ongegrond verklaard en niet ontvankelijk verklaard.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de beheerder van de dierenwinkel niet in het bezit is van de benodigde vakbekwaamheidsbewijzen, zoals vereist door artikel 3.11 van het Besluit houders van dieren. De verzoekster heeft aangevoerd dat de heer [naam 2] als rayonmanager de dagelijkse leiding heeft, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat hij niet kan worden aangemerkt als de beheerder in de zin van de wet. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de verzoekster de wet heeft overtreden en dat de opgelegde last onder dwangsom rechtmatig is.
De voorzieningenrechter heeft ook de begunstigingstermijn beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet onredelijk kort is. De verzoekster heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de minister van handhavend optreden had moeten afzien. Het beroep van de verzoekster is ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 januari 2022.