Uitspraak
COLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 februari 2022 in de zaak tussen
V.o.f. [naam 1] , te [woonplaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
( [naam 5] ) in 2014 en 2015 volgens de bij verweerder geregistreerde ‘vervoersbewijzen dierlijke meststoffen’ dierlijke mest heeft afgenomen van diverse melkveehouders, maar dat de mest in werkelijkheid niet is geleverd. Tijdens dit onderzoek is ook naar voren gekomen dat sommige melkveehouders percelen landbouwgrond in hun Gecombineerde opgave(n) hebben opgegeven, die zij niet feitelijk in gebruik hadden. Naar aanleiding van deze bevindingen in het strafrechtelijk onderzoek is een aantal aan [naam 5] gelieerde (melkveehouderij-)bedrijven, waaronder het bedrijf van appellante, gecontroleerd op naleving van de Meststoffenwet voor het jaar 2015. Bij deze controle is tevens onderzocht of de door appellante in de Gecombineerde opgave 2016 opgegeven percelen op 15 mei 2016 ter beschikking van appellante stonden. Hiervan is op 25 april 2017 een rapport van bevindingen opgemaakt.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;