ECLI:NL:CBB:2022:452

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
21/867
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subsidieverlening op basis van SBI-code in het kader van COVID-19 steunmaatregelen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [naam 1] en de minister van Economische Zaken en Klimaat over de verlening van een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De appellante, Stichting [naam 1], had een subsidie aangevraagd die oorspronkelijk was verleend op basis van de SBI-code 68.20.4, maar betwistte dat deze code correct was. Appellante stelde dat de SBI-code 55.20.1, die betrekking heeft op de verhuur van vakantiehuisjes en appartementen, meer aansluit bij haar activiteiten.

Het College oordeelde dat verweerder bij de verlening van de subsidie inderdaad had moeten uitgaan van de SBI-code 55.20.1. Het bestreden besluit, waarin verweerder de subsidie had gehandhaafd op basis van de onjuiste SBI-code 79.11 (Reisbemiddeling), werd vernietigd. Het College heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat de subsidie aan appellante wordt verleend op basis van de juiste SBI-code 55.20.1, tot een bedrag van € 116.273,54.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van SBI-codes bij de subsidieverlening en bevestigt dat appellante recht heeft op de subsidie die is vastgesteld op basis van de correcte SBI-code. Tevens werd bepaald dat er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen, maar dat het griffierecht aan appellante moet worden vergoed.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/867

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2022 in de zaak tussen

Stichting [naam 1] , te [woonplaats] , appellante

(gemachtigde: [naam 2] ),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.H. van der Burgt en C. Zieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan appellante op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021 een subsidie verleend van € 58.326,45.
Bij besluit van 7 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure
2. Appellante heeft een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de TVL voor Q1 2021. In het primaire besluit heeft verweerder aan appellante een subsidie verleend die is gebaseerd op de SBI-code 68.20.4 (Verhuur van onroerend goed (niet van woonruimte)). Die SBI-code stond namelijk voor appellante op 15 maart 2020 geregistreerd in het handelsregister van de KvK. In het bestreden besluit heeft verweerder geconcludeerd dat de bedrijfsomschrijving van appellante aanknopingspunten biedt om aan te sluiten bij de SBI-code 79.11 (Reisbemiddeling).
3. Verweerder heeft in zijn verweerschrift en ter zitting toegelicht dat de subsidie bij besluit van 7 april 2022 is vastgesteld op € 116.273,54. Bij de vaststelling van de subsidie is verweerder uitgegaan van de SBI-code 55.20.1 (Verhuur van vakantiehuisjes en appartementen).
Standpunt van appellante
4. Appellante voert aan dat verweerder bij de verlening van subsidie uit had moeten gaan van SBI-code 55.20.1 (Verhuur van vakantiehuisjes en appartementen) omdat die het beste aansluit bij de activiteiten van appellante. Dat geldt zowel voor de subsidieverlening in Q1 2021, als in de andere subsidieperiodes. Ter zitting heeft appellante aangegeven dat verweerder bij het vaststellingsbesluit het juiste subsidiebedrag heeft vastgesteld, gebaseerd op de SBI-code 55.20.1.
Standpunt van verweerder
5. Verweerder constateert dat appellante heeft verzocht om bij de bepaling van de hoogte van de subsidie uit te gaan van de SBI-code 55.20.1 (Verhuur van vakantiehuisjes en appartementen). Bij het vaststellingsbesluit van 7 april 2022 heeft verweerder de subsidie ook daadwerkelijk op basis van de SBI-code 55.20.1 vastgesteld op € 116.273,54. Daarmee is verweerder tegemoet gekomen aan de beroepsgronden van appellante die zijn gericht tegen het bestreden besluit. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat appellante geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroepschrift. Voor zover appellante in haar beroepsgronden ook heeft verzocht om een toekenning van subsidie in andere periodes dan het eerste kwartaal van 2021, stelt verweerder zich op het standpunt dat dit verzoek buiten de omvang van dit geding valt.
Beoordeling door het College
6. Deze procedure gaat alleen over de subsidieverlening voor Q1 2021. Dat betekent dat het College geen oordeel kan geven over het verzoek van appellante om ook voor de andere subsidieperiodes de SBI-code aan te passen.
7. Het College stelt verder vast dat verweerder bij het bestreden besluit aan appellante een subsidie heeft verleend die is gebaseerd op de SBI-code 79.11. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder uit had moeten gaan van een andere SBI-code, namelijk 55.20.1. Het bestreden besluit is daarom onjuist. Niet gebleken is dat appellante geen belang meer heeft bij een correct subsidieverleningsbesluit.
Conclusie
8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en het College zal het bestreden besluit vernietigen. Het College ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Het College zal daartoe het primaire besluit herroepen en bepalen dat aan appellante een subsidie wordt verleend die is gebaseerd op de SBI-code 55.20.1 tot een bedrag van € 116.273,54.
9. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Verweerder dient wel het door appellante betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat aan appellante een subsidie wordt verleend van € 116.273,54 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan appellante te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. drs. L. van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. L. van Loon
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Artikel 2.2.1. (verstrekking subsidie) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden januari, februari en maart 2021.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
b. waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van A en C ten minste € 1.500 bedraagt;
c. die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofdactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling in de bijlage is opgenomen of die op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met een hoofdactiviteit onder de code 64.2, 64.30.3 of 70.10 van de Standaard Bedrijfsindeling en met een nevenactiviteit die in de bijlage is opgenomen;
e. die:
1°.voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
–ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
–een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°.voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft.
(…)
5. In afwijking van het tweede lid, onderdeel d, wordt subsidie verstrekt aan een MKB-onderneming indien ten genoegen van de minister blijkt dat de MKB-onderneming op 15 maart 2020 feitelijk een hoofdactiviteit uitvoerde die in de bijlage is opgenomen.”