In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juli 2022, met zaaknummers 21/734 en 21/735, staat de toekenning van subsidies op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 centraal. Appellante, een exploitant van een poffertjeskraam, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister van Economische Zaken en Klimaat, die haar subsidies had toegekend op basis van SBI-code 56.10.2, in plaats van de door haar gewenste SBI-code 93.21.2, die betrekking heeft op kermisattracties. De appellante betoogde dat haar bedrijf als kermisbedrijf moet worden aangemerkt, omdat zij al generaties lang op kermissen staat en dat de SBI-code 93.21.2 van toepassing zou moeten zijn voor de subsidie.
Het College oordeelde echter dat de hoofdactiviteit van appellante, het exploiteren van een poffertjeskraam, niet onder de SBI-code 93.21.2 valt, aangezien deze code expliciet eetkramen uitsluit. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had vastgesteld dat de hoofdactiviteit van appellante onder de SBI-code 56.10.2 valt. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat er geen sprake was van gelijke gevallen. De uitspraak benadrukt het belang van de inschrijving in het handelsregister en de bijbehorende SBI-codes bij de beoordeling van subsidieaanvragen.
De beroepen van appellante werden ongegrond verklaard, en het College bevestigde dat de subsidies op basis van de SBI-code 56.10.2 correct waren toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters.