In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 augustus 2021, zaaknummer 21/69, is het beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor de TVL-subsidie (Tegemoetkoming Vaste Lasten) ongegrond verklaard. Appellante, een onderneming die zich bezighoudt met massagewerkzaamheden, had haar aanvraag ingediend op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen, omdat de onderneming niet voldeed aan het vestigingsvereiste. Dit vereiste houdt in dat een onderneming ten minste één vestiging moet hebben met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar, of een vestiging die fysiek is afgescheiden van de privéwoning van de eigenaar.
De rechtbank oordeelde dat appellante niet als ambulante onderneming kan worden aangemerkt, omdat haar SBI-code niet is opgenomen in de lijst van ambulante ondernemingen volgens de TVL-regeling. Appellante voerde aan dat het criterium van een fysiek afgescheiden opgang onterecht was en dat er voor rijschoolhouders een uitzondering wordt gemaakt, maar het College oordeelde dat de SBI-code bepalend is voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank benadrukte dat de regeling uitvoerbaar moet blijven en dat de keuze van de regelgever niet door de rechter kan worden getoetst.
De uitspraak concludeert dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor de TVL-subsidie en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd de uitspraak te ondertekenen.