ECLI:NL:CBB:2022:438

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
21/969
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juli 2022, zaaknummer 21/969, is de aanvraag van appellant voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021 afgewezen. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat had op 13 april 2021 de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan het vestigingsvereiste en al in financiële moeilijkheden verkeerde. Appellant, die als freelancer in de horeca werkzaam is, betoogde dat zijn onderneming niet in financiële moeilijkheden verkeerde en dat hij niet voldeed aan het vestigingsvereiste omdat hij niet volledig onder de SBI-code 70.22.1 viel. Het College oordeelde echter dat appellant niet in aanmerking kwam voor de subsidie, omdat hij niet voldeed aan het vestigingsvereiste en zijn beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de SBI-code en de voorwaarden voor het verkrijgen van subsidies onder de TVL-regeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/969

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2022 in de zaak tussen

[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [woonplaats] , appellant

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. M.C. Huvers en mr. S.M. Piron).

Procesverloop

Bij besluit van 13 april 2021 (het primaire besluit) heeft (destijds) de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (de staatssecretaris) de aanvraag van appellant op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021 afgewezen.
Bij besluit van 4 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2022. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure2. Appellant stond op 15 maart 2020 met zijn bedrijf, onder de naam [naam 2] , als eenmanszaak in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven met
SBI-code 70.22.1 (Organisatieadviesbureaus) met als bedrijfsomschrijving ‘het geven van adviezen en verrichten van diensten in de horeca’.
3. Verweerder heeft bij het primaire besluit de aanvraag van appellant voor een subsidie op grond van de TVL voor Q1 van 2021 afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit de TVL blijkt dat geen subsidie kan worden toegekend aan een onderneming die al in financiële moeilijkheden verkeerde (artikel 2.2.4, eerste lid, onder b). Op 21 januari 2020 is over appellant een persoonlijk faillissement uitgesproken. Dit faillissement duurde voort tot 17 december 2021. Bovendien voldoet appellant niet aan het vestigingsvereiste (artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e).
Standpunt appellant4. Appellant voert aan dat zijn onderneming niet in financiële moeilijkheden verkeert. Appellant wijst op een verklaring van zijn curator – die kennelijk is opgesteld na het primaire besluit – waarbij deze zijn aanvraag om een subsidie op grond van de TVL ondersteunt. In de verklaring is opgenomen dat de huidige bedrijfsactiviteiten van appellant niets van doen met de schuldenlast die in het verleden is ontstaan en dat de subsidie niet naar zijn schuldeisers zal gaan. De subsidie stelt appellant in staat om aan de vaste lasten – die bestaan uit een financial lease auto en de daarbij behorende verzekeringen – te voldoen en zijn ondernemingsactiviteiten te kunnen blijven uitoefenen in de toekomst. De rechter-commissaris en de curator hebben aan appellant toestemming verleend om zijn huidige bedrijfsactiviteiten uit te voeren, zodat hij in zijn levensonderhoud kan blijven voorzien, aldus de verklaring. Appellant voert verder aan dat hij freelancer in de horeca is en om die reden niet kan voldoen aan het vestigingsvereiste. Op de zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat zijn werkzaamheden niet volledig worden gedekt door de geregistreerde SBI-code 70.22.1, omdat hij naast het adviseren van ondernemingen in de horeca ook de catering verzorgt bij (grote) evenementen. Volgens appellant past de SBI-code 56.21 (Eventcatering) – achteraf bezien – beter bij zijn onderneming.
Beoordeling door het College5. Niet in geschil is dat appellant activiteiten verricht die passen bij SBI-code 70.22.1.
Appellant heeft op de zitting bij het College voor het eerst aangevoerd dat zijn werkzaamheden echter niet volledig door deze SBI-code worden gedekt. Appellant heeft dit evenwel niet nader onderbouwd met stukken. Het College ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat de onderneming van appellant niet met een passende SBI-code is ingeschreven in het handelsregister. Tussen partijen is evenmin in geschil dat appellant niet voldoet aan het vestigingsvereiste van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e, van de TVL.
6. Verweerder heeft er naar het oordeel van het College vervolgens terecht op gewezen dat de onderneming van appellant geen ambulante onderneming betreft, zodat geen uitzondering kan worden gemaakt op het vestigingsvereiste. De SBI-code 70.22.1, waarmee appellant op de peildatum stond ingeschreven in het handelsregister is immers niet opgenomen in de lijst met SBI-codes die in artikel 1.1 van de TVL zijn toegeschreven aan een ambulante onderneming.
7. Nu appellant vanwege het niet voldoen aan het vestigingsvereiste niet in aanmerking komt voor een subsidie op grond van de TVL, behoeft de beroepsgrond van appellant dat zijn eenmanszaak niet in financiële moeilijkheden verkeert geen bespreking meer. Deze kan immers niet (meer) leiden tot het toekennen van de gevraagde subsidie.
Conclusie8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van
mr. C.E.C.M. van Roosmalen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022.
w.g. M. van Duuren w.g. C.E.C.M. van Roosmalen
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)
Artikel 1.1 (begripsbepalingen)
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
(…)

ambulante onderneming:onderneming die op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister onder de code 47.81.1, 47.81.9, 47.82, 47.89.1, 47.89.2, 47.89.9, 49.39.1, 49.32, 49.41, 49.42, 50, 51.10, 53, 85.53 of 93.21.2 van de Standaard Bedrijfsindeling;
(…)
Artikel 2.2.1 (verstrekking subsidie)
1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden januari, februari en maart 2021.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
(…)
c. die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofdactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling in de bijlage is opgenomen of die op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met een hoofdactiviteit onder de code 64.2, 64.30.3 of 70.10 van de Standaard Bedrijfsindeling en met een nevenactiviteit die in de bijlage is opgenomen;
e. die:
1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
– ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
– een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
(…)
Artikel 2.2.4 (afwijzingsronden)
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
(…)
b. indien de getroffen MKB-onderneming al in moeilijkheden verkeerde, in de zin van artikel 2, onderdeel 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, op 31 december 2019;
(…)
Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (AGVV)
Artikel 2 (Definities)
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
18. ‘ onderneming in moeilijkheden’: een onderneming ten aanzien waarvan zich ten minste één van de volgende omstandigheden voordoet:
(…)
c. wanneer tegen de onderneming een collectieve insolventieprocedure loopt of de onderneming volgens het nationale recht aan de criteria voldoet om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen;
(…)