Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2022 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Volgens verweerder zijn er door appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Alle aangevoerde gronden zijn in de eerder gevoerde procedure besproken en gewogen. Verweerder verwijst in dit verband naar het proces-verbaal behorend bij de uitspraak van het College van 24 september 2019. Van een evidente onredelijkheid of een evidente onjuistheid is volgens verweerder geen sprake. Het ligt op de weg van appellante om te onderbouwen waarom in zijn geval sprake is van zodanig buitengewone omstandigheden dat de beslissing van verweerder om het herzieningsverzoek af te wijzen kennelijk onredelijk is. Nu appellante herhaald wat zij reeds in de vorige procedure heeft aangevoerd, ziet verweerder geen aanleiding om terug te komen van de eerdere beslissing.