Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] , te [plaats] , verzoeker
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
.Als verweerder constateert dat niet aan een last wordt gedaan, volgt geen nader besluit waartegen verzoeker een rechtsmiddel en een daaraan gekoppeld verzoek om voorziening kan instellen. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van spoedeisend belang.
9 februari 2022 en gedane constateringen in het verleden. Met het primaire besluit in de hand wenst verweerder bestuursdwang toe te passen indien wordt geconstateerd dat niet is voldaan aan de ‘basisvoorwaarden’, waarbij dit dan wordt terug gevoerd onder de noemer ‘vakbekwaamheid’. De voorzieningenrechter acht hiermee onvoldoende duidelijk wat verzoeker moet doen om aan de opgelegde maatregelen te voldoen. Het standpunt van verweerder brengt met zich dat indien bij een controle ook maar iets wordt geconstateerd ten aanzien van de door verweerder omschreven basisvoorwaarden, kan worden overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang om dit te herstellen. Dit terwijl bij de controle op 31 januari 2022 geen overtredingen zijn geconstateerd ten aanzien van het water geven, het op orde houden van de luchtkwaliteit en de hygiënische huisvesting van de runderen van verzoeker. Daarmee zijn de genoemde maatregelen naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter niet proportioneel. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om de maatregelen 2, 3 en 4 te schorsen.
Beslissing
- schorst de met het primaire besluit opgelegde maatregelen 2, 3, 4 en 5 tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
€ 1.900,50.