ECLI:NL:CBB:2022:352

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
21/648, 21/649 en 21/650
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren inzake schadevergoeding voor geruimde nertsen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen VOF [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante, een nertsenfokkerij, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de minister die voorschotten op schadevergoeding hadden toegekend na het ruimen van nertsen op drie bedrijfslocaties vanwege een SARS-CoV-2 besmetting. De minister had de bezwaren van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat er volgens hem geen procesbelang meer was, aangezien de schadevergoeding definitief was vastgesteld in eerdere besluiten van 8 september 2020.

Het College heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. Het College oordeelde dat de bezwaren van appellante tegen de voorschotbesluiten niet konden leiden tot een betere positie, omdat de definitieve schadevergoeding al was vastgesteld. De appellante had geen bezwaar gemaakt tegen deze definitieve besluiten, waardoor haar procesbelang bij de bezwaren tegen de voorschotbesluiten was vervallen. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en bevestigt dat als er geen mogelijkheid is om in een betere positie te komen, het bezwaar niet ontvankelijk kan worden verklaard.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 juli 2022, en de voorzitter van het College, mr. R.C. Stam, heeft de beslissing in aanwezigheid van griffier mr. C.H.R. Mattheussens genomen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 21/648, 21/649 en 21/650

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2022 in de zaak tussen

VOF [naam 1] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. G.J.M. de Jager),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J. Kooiman).

Procesverloop

Bij besluiten van 3 juli 2020 (de voorschotbesluiten) heeft verweerder op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) aan appellante voorschotten toegekend in het kader van een tegemoetkoming voor de schade die zij heeft geleden, omdat haar nertsen op (haar) drie bedrijfslocaties moesten worden geruimd.
Bij besluiten van 22 april 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van appellante tegen de voorschotbesluiten niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Aan de zijde van appellante zijn ook verschenen [naam 2] en [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Appellante heeft een nertsenfokkerij op drie locaties. Vanwege een SARS-CoV-2 besmetting zijn haar nertsen op deze locaties geruimd.
1.2
De waarde van de nertsen is vastgelegd in drie taxatierapporten. Verweerder heeft bij de voorschotbesluiten 70% van de bedragen in de taxatierapporten als voorschot toegekend.
1.3
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de voorschotbesluiten, omdat verweerder bij het bepalen van de voorschotten rekening had moeten houden met de door haar gemaakte reinigingskosten, de kosten voor de afvoer van mest en de dierenarts- en medicijnkosten.
1.4
Bij besluiten van 8 september 2020 heeft verweerder de tegemoetkoming in de schade voor de geruimde nertsen definitief vastgesteld. Appellante heeft tegen deze besluiten geen bezwaar gemaakt.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van appellante tegen de voorschotbesluiten niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
3.1
Het College ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens een gebrek aan procesbelang. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
3.2
Voor de vraag of in bezwaar sprake was van procesbelang is bepalend of het bezwaar appellante in een betere positie kon brengen. Naar het oordeel van het College was dat niet mogelijk. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen voorschotbesluiten die zien op de schade door het ruimen van haar nertsen. Over de vergoeding van die schade is bij besluiten van 8 september 2020 definitief beslist. Daarmee zijn de voorschotbesluiten ‘uitgewerkt’ en heeft appellante haar procesbelang bij het bezwaar verloren.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, voorzitter in aanwezigheid van mr. C.H.R. Mattheussens, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.
De voorzitter is verhinderd De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.