ECLI:NL:CBB:2022:341

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
22/808
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van taxivergunning en lijnbusbaanontheffing wegens ernstige verkeersovertredingen en opgelegde educatieve maatregel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 juni 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een taxichauffeur wiens taxivergunning en lijnbusbaanontheffing door de gemeente Amsterdam zijn ingetrokken. De intrekking volgde op een melding van de politie over ernstig gevaarzettend en asociaal rijgedrag van de verzoeker, die op 28 februari 2022 was gedaan. De verzoeker, die voornamelijk in Amsterdam werkzaam is, heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 20 april 2022, waarin de vergunningen zijn ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft op 16 juni 2022 de zaak behandeld, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de gemeente.

De voorzieningenrechter overwoog dat de intrekking van de taxivergunning ingrijpende gevolgen heeft voor de verzoeker, die afhankelijk is van zijn inkomen als taxichauffeur. De rechter erkende het spoedeisend belang van de verzoeker, maar benadrukte dat de intrekking van de vergunningen voortvloeide uit de ernst van de verkeersovertredingen, die door de politie waren vastgesteld. De verzoeker had onder andere geen voorrang gegeven aan voetgangers, met hoge snelheid gereden en verkeerslichten genegeerd. Daarnaast was hij aangemeld voor een educatieve maatregel gedrag (EMG).

De voorzieningenrechter concludeerde dat de regelgeving weinig ruimte biedt voor een belangenafweging, aangezien de taxivergunning van rechtswege vervalt bij intrekking van de lijnbusbaanontheffing. Ondanks de financiële gevolgen voor de verzoeker, die ook zorg draagt voor twee jonge kinderen, werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat de ernst van de overtredingen en de opgelegde EMG zwaarder wogen dan de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de proceskostenveroordeling werd afgewezen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/808
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juni 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. K. Cras),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Pieters).

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de Amsterdamse taxivergunning (Taxxxivergunning) en de daaraan gekoppelde lijnbusbaanontheffing van verzoeker ingetrokken.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2.1
Verzoeker is werkzaam als taxichauffeur en biedt zijn diensten (hoofdzakelijk) in Amsterdam aan op de opstapmarkt. Verzoeker beschikte over de hiervoor vereiste taxxxivergunning.
2.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aannemelijk is dat het primaire besluit voor verzoeker ingrijpende gevolgen heeft nu zijn werkzaamheden als taxichauffeur zich in belangrijke mate richten op de Amsterdamse opstapmarkt (taxivervoer vanaf standplaatsen en via aanhouden op straat). De intrekking van zijn taxxxivergunning betekent dat hij deze werkzaamheden niet meer kan uitvoeren. Volgens verzoeker is hierdoor sprake van een sterke daling van zijn verdienvermogen. Hiermee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang gegeven.
3.1
Op 28 februari 2022 heeft de politie een melding als bedoeld in artikel 130 e.v. Wegenverkeerswet 1994 gedaan aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen over het gedrag van verzoeker in het verkeer. De politie is van mening dat verzoeker niet meer geschikt was om een taxi te besturen. De politie heeft vastgesteld dat verzoeker gevaarlijk, ernstig gevaarzettend en asociaal (verkeers-)gedrag heeft vertoond omdat verzoeker:
1. geen voorrang heeft gegeven aan meerdere voetvangers die de [straat 1] wilden oversteken over een voetgangersoversteekplaats.
2. met zeer hoge snelheid het kruispunt heeft gepasseerd.
3. minimaal 92 km/uur heeft gereden op de lijnbusbaan (hij liep op de politie uit).
4. bij het kruispunt met de [straat 2] het rode 9-oog negeerde (met eveneens een veel te hoge snelheid).
5. terwijl hij op de trambaan reed, zonder snelheid te minderen, de tramhalte met minimaal 92 km/uur passeerde, terwijl hij daar maximaal 20 km/uur mag rijden.
6. met hoge snelheid het kruispunt met de [straat 3] is opgereden.
3.2
Het rijbewijs en de lijnbusbaanontheffing van verzoeker zijn ingevorderd en verzoeker is aangemeld voor een Educatie maatregel gedrag (EMG).
3.3
De politierechter heeft bij mondelinge uitspraak van 16 maart 2022 aan verzoeker (naast een boete voor het belemmeren van een ambtenaar in de uitoefening van zijn functie en wederspannigheid) een boete van € 500,- (waarvan de helft voorwaardelijk) opgelegd voor de verkeersovertreding en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 26 dagen, wat inhoudt dat verzoeker na de uitspraak van de politierechter zijn rijbewijs weer terug kreeg.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de taxxxivergunning van verzoeker met ingang van 21 april 2022 ingetrokken omdat de politie over verzoeker een melding heeft gedaan en een EMG heeft opgelegd wegens ernstig gevaarzettend of asociaal gedrag. Omdat een EMG is opgelegd, wordt de lijnbusbaanontheffing ingetrokken. Bij een intrekking van een lijnbusbaanontheffing vervalt de Taxxxivergunning.
5. Verzoeker voert aan dat de intrekking van de Taxxxivergunning grote financiële gevolgen heeft. Hij heeft een verkeersovertreding begaan maar heeft spijt en zal het niet herhalen. De politierechter heeft hem zijn rijbewijs teruggegeven. Hieruit is af te leiden dat ook de politierechter van mening is dat hij niet weer een dergelijke overtreding zal begaan. Verzoeker is al geruime tijd werkzaam als taxichauffeur zonder problemen. Hij heeft nu een fout gemaakt. De (financiële) gevolgen van deze fout zijn te groot.
6. In artikel 7, tweede lid, van het Beleid voor medegebruik van de lijnbusbaan/-strook door taxis’s 2013, is het volgende bepaald:
“2. Het college trekt de lijnbusbaanontheffing in indien gedurende de geldigheidsduur
van de lijnbusbaanontheffing sprake is van het opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 130 e.v. Wegenverkeerswet 1994.”
Artikel 2.17, tweede lid, aanhef en onder c, van de Taxiverordening 2012 luidt als volgt:
“2. Onverminderd artikel 1.5 vervalt de Taxxxivergunning van rechtswege indien: (..)
c. de ontheffing medegebruik lijnbusbaan/-strook gemeente Amsterdam is ingetrokken.”
7. Omdat de lijnbusbaanontheffing is ingetrokken door het opleggen van een EMG, is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 2:17, tweede lid, aanhef en onder c, van de Taxiverordening 2012. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat dit systeem verweerder weinig tot geen ruimte biedt om hiervan af te wijken nu uit de regelgeving volgt dat de taxxxivergunning van rechtswege vervalt als de lijnbusbaanontheffing is ingetrokken. De voorzieningenrechter begrijpt dat de intrekking van de taxxxivergunning voor verzoeker zware (financiële) gevolgen heeft omdat verzoeker kostwinnaar is en bovendien de zorg draagt over twee jonge kinderen. Dat neemt niet weg dat sprake is van een ernstige verkeersovertreding, zoals ook door verzoeker wordt erkend, en verzoeker hiervoor een EMG opgelegd heeft gekregen. De taxxxivergunning is daarmee van rechtswege komen te vervallen door het innemen van de lijnbusbaanontheffing en bestaat geen ruimte voor een belangenafweging.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. C.S. de Waal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2022.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. C.S. de Waal
Afschrift verzonden aan partijen op: