3.2Appellant komt in hoger beroep terug op zijn in het bestreden besluit en beroep gehandhaafde standpunt dat voor de overtreding drie boetes moeten worden opgelegd. De
gezondheidsclaim in het artikel is gebezigd ten aanzien van alle in de webshop aangeboden producten, maar is niet te herleiden tot één of meerdere specifieke producten. Omdat ook in de webshop in de productbeschrijving van de betreffende producten niet wordt gezinspeeld op de snelheid of mate van gewichtsverlies, komt appellant tot de conclusie dat de overtreding één keer is begaan. Om die reden zou slechts eenmaal het boetebedrag van € 525,- moeten worden opgelegd.
4. [naam 2] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en conformeert zich aan de uitspraak van de rechtbank.
5. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van een verboden gezondheidsclaim want de zinsnede “waarbij je in 4 weken 8 tot 12% van je gewicht verliest” heeft volgens de rechtbank grammaticaal betrekking op de detoxkuur, zijnde de Stofwisselingskuur, die – gelet op het woordje ‘en’ – naast de koolhydraatarme en eiwitrijke producten kan worden ingezet. Het College is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat er geen sprake is van een verboden gezondheidsclaim, maar acht het door de rechtbank gehanteerde toetsingskader niet juist en het oordeel daarmee ontoereikend gemotiveerd. Uit artikel 2, vijfde lid, van de Verordening 1924/2006 volgt dat een gezondheidsclaim een claim is die stelt, de indruk wekt of impliceert dat er een verband bestaat tussen een levensmiddelencategorie, een levensmiddel of een bestanddeel daarvan en de gezondheid. Het College overweegt dat bij de bepaling of sprake is van een verboden gezondheidsclaim doorslaggevend is de indruk die bij de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende en bedachtzame consument kan worden gewekt. Ook uit punt 15 van de preambule van Verordening 1924/2006 blijkt dat het effect van de claim vanuit het gezichtspunt van de gemiddelde consument (een redelijk goed geïnformeerde, redelijk oplettende en voorzichtige consument) als maatstaf moet worden genomen. De grammaticale uitleg van de rechtbank doet onvoldoende recht aan deze maatstaf.
6. In dit geval wekt de advertentie voor een gemiddelde consument naar het oordeel van het College niet de indruk dat de koolhydraatarme en eiwitrijke producten er uitsluitend of mede voor zorgen dat men 8 tot 12% gewicht verliest in 4 weken. Uit het geheel van de advertentie blijkt dat met de detoxkuur dit gewichtsverlies wordt bereikt. Het College ziet in de advertentie ook geen onlosmakelijke koppeling tussen de detoxkuur en de koolhydraatarme en eiwitrijke producten waarmee de indruk wordt gewekt dat deze producten moeten worden gebruikt om het gewichtsverlies binnen 4 weken te realiseren. Dit betekent dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een verboden gezondheidsclaim.
7. Het hoger beroep van appellant is ongegrond.
8. De uitspraak van de rechtbank kan, met verbetering van gronden, worden bevestigd.
9. Het College veroordeelt appellant in de door [naam 2] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verweerschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting bij het College, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
10. Op grond van artikel 8:109, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt van appellant een griffierecht van € 541,- geheven.