ECLI:NL:CBB:2022:249

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
20/921
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitschrijving van een bestuurder en de rechtsgeldigheid van ontslagname

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de uitschrijving van een bestuurder van een stichting uit het handelsregister. Appellant, de voormalige bestuurder, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Kamer van Koophandel om zijn uitschrijving per 18 mei 2020 in te schrijven. De Kamer van Koophandel had deze beslissing genomen op basis van een opgave van de huidige bestuurder van de stichting, die de uitschrijving van appellant had doorgegeven. Appellant betwistte de rechtsgeldigheid van zijn ontslagname, omdat hij na de e-mail waarin hij zijn ontslag aankondigde, zijn werkzaamheden als voorzitter had voortgezet. Het College oordeelt dat de e-mail van appellant, waarin hij duidelijk zijn ontslag aankondigt, voldoende is om de uitschrijving te rechtvaardigen. De mededeling is door de stichting ontvangen, waardoor de ontslagname externe werking heeft gekregen. Het College concludeert dat er geen gerede twijfel bestond over de juistheid van de opgave tot uitschrijving en dat de Kamer van Koophandel niet verder onderzoek hoefde te doen. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/921

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 mei 2022 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , appellant

en

de Kamer van Koophandel, verweerster

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende).
Als
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: de Stichting tot behoud van het gemaal Jan Anne Beijerinck (de Stichting), te Capelle aan den IJssel
(gemachtigde: mr. [naam 2] ).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerster besloten tot inschrijving in het handelsregister van de opgave tot uitschrijving van appellant als bestuurder van de Stichting per 18 mei 2020.
Bij besluit van 4 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting heeft een reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2022. Appellant is verschenen, vergezeld door [naam 3] . Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De Stichting heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door [naam 4] .

Overwegingen

1. Op 4 juni 2020 heeft bestuurder van de Stichting [naam 2] opgave aan het handelsregister gedaan van de uitschrijving van [naam 1] als bestuurder van de Stichting per 18 mei 2020. Bij het primaire besluit heeft verweerster besloten tot inschrijving van deze opgave. Hiertegen heeft appellant bezwaar gemaakt.
2. Blijkens het bestreden besluit heeft verweerster besloten tot inschrijving van de opgave van uitschrijving van appellant als bestuurder, omdat de opgave afkomstig was van een daartoe bevoegd persoon en zij geen reden had om te twijfelen aan de juistheid van de opgave. Een bestuurder van een rechtspersoon kan immers eenzijdig zijn functie neerleggen en daarmee ontslag nemen. Aanvaarding van het ontslag door de algemene vergadering van het stichtingsbestuur is geen vereiste voor de effectuering daarvan. Opzegging is dus effectief als eenzijdige rechtshandeling. Wel is vereist dat de verklaring over de ontslagneming tot de rechtspersoon wordt gericht, terwijl die verklaring om effect te hebben de rechtspersoon moet hebben bereikt (HR 8 december 1989, rek. nr. 7405,
NJ1990, 452 en HR 15-04-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AS2713 (Unidek, Bartelink/Ciris). Hiermee krijgt het ontslag directe externe werking jegens derden en is het ontslag een feit geworden. In appellants e-mail van 18 mei 2020 met als onderwerp “de laatste actie doet de deur dicht…” gericht aan alle overige bestuursleden, staat, voor zover van belang, het volgende: “Bestuur, ik stop er mee. Zoek per heden een nieuwe voorzitter.” De bewoording in bovenstaande e-mail acht verweerster duidelijk: een ontslagname van appellant per 18 mei 2020.
3. Appellant voert aan dat hij zijn werkzaamheden als voorzitter na het hierboven aangehaalde emailbericht feitelijk heeft voortgezet. Appellant heeft onder andere emailcontact gehad met de overige bestuursleden, een blog gemaakt ten behoeve van zijn werkzaamheden als voorzitter van de Stichting, een prent en tekeningen gemaakt die de situatie schetsen en het Baggermuseum bezocht in verband met de aldaar gevoerde protocollen. Daarnaast wijst appellant erop dat ontslagname een eenzijdige rechtshandeling is die tot de wederpartij is gericht en diegene dus ook moet hebben bereikt. Appellant vraagt zich af of dit het geval is. Verder hadden alle betrokken partijen uit het feit dat appellant nadien nog werkzaamheden heeft verricht, kunnen opmaken dat er geen overeenstemming was tussen de wil van appellant en zijn verklaring in de e-mail, en dat appellant dus niet daadwerkelijk ontslag had genomen. Appellant neemt het verweerster kwalijk dat zij geen nader onderzoek heeft gedaan naar deze feiten.
4.1
In artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het Handelsregisterbesluit is bepaald dat verweerster kan weigeren om tot inschrijving over te gaan indien zij gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave. Naar het oordeel van het College heeft verweerster zich in dit geval op goede gronden op het standpunt gesteld dat zij geen gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave tot uitschrijving van appellant als bestuurder van de Stichting per 18 mei 2020.
4.2
Het College stelt vast dat in de e-mail van appellant van 18 mei 2020, 09:24 uur, die is gericht aan alle overige bestuursleden en als onderwerp heeft “de laatste actie doet de deur dicht”, het volgende staat:
“Bestuur ik stop er mee. Zoek per heden een nieuwe voorzitter.”
Naar het oordeel van het College heeft verweerster deze mededeling mogen aanmerken als een ontslagname. De duidelijke bewoordingen laten daar geen misverstand over bestaan. Omdat deze mededeling de Stichting ook heeft bereikt – de Stichting heeft de e-mail immers ontvangen en heeft vervolgens opgave van uitschrijving gedaan – geldt bovendien dat verweerster mocht aannemen dat de ontslagname externe werking jegens derden heeft verkregen, wat een vereiste is voor de effectuering van de ontslagname (vergelijk de uitspraak van het College van 4 februari 2020, ECLI:NL:CBB:2020:73). Omdat geen aanleiding bestond voor gerede twijfel ten aanzien van de ontslagname, hoefde verweerster geen verder onderzoek te verrichten alvorens tot inschrijving van het ontslag over te gaan. Dat appellant, naar hij stelt, na zijn e-mail nog feitelijke activiteiten voor de Stichting heeft verricht, leidt niet tot een ander oordeel, omdat dit niet doorslaggevend is bij het oordeel of een betrokkene als bestuurder moet worden aangemerkt (zie hiervoor het arrest van de Hoge Raad van 1 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM5125 (zie rechtsoverweging 4.3.1.2)).
5. Het beroep is ongegrond
.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, mr. D. Brugman en mr. C.M. Wissels, in aanwezigheid van mr. M.H. van Kersbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2022.
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.