ECLI:NL:CBB:2022:181

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
21/1241
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit staatssecretaris Economische Zaken en Klimaat

In deze zaak heeft appellante, [naam] B.V. uit [plaats], verzet aangetekend tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 8 maart 2022, waarin haar beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 9 juli 2021 niet-ontvankelijk werd verklaard. De reden voor de niet-ontvankelijkheid was dat het beroepschrift te laat was ingediend, namelijk op 22 oktober 2021, terwijl de termijn voor indiening op 20 augustus 2021 eindigde. Appellante voerde in haar verzet aan dat de coronapandemie heeft geleid tot onzekerheid, onwetendheid en stress, en vroeg om coulance in verband met de termijnoverschrijding.

Het College heeft echter geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De wet, specifiek artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), verplicht het College om een beroep niet-ontvankelijk te verklaren als de termijn is overschreden en deze overschrijding niet verschoonbaar is. Het College heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat er sprake was van 'meten met twee maten', zoals appellante stelde, en heeft het verzet ongegrond verklaard.

De uitspraak van het College betekent dat het beroep van appellante niet inhoudelijk wordt behandeld en dat de zaak met deze uitspraak is geëindigd. Er is geen grond voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 april 2022 door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.A. Bohlmeijer.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1241

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2022 op het verzet van

[naam] B.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: C. Schenk)

Procesverloop

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 9 juli 2021.
Bij uitspraak van 8 maart 2021 heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen de uitspraak van 8 maart 2022 verzet gedaan.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. Het staat vast dat de laatste dag van de beroepstermijn 20 augustus 2021 was. Het staat ook vast dat het beroepschrift op 22 oktober 2021 is ontvangen en dus te laat is ingediend.
3. Appellante heeft in verzet naar voren gebracht dat door de coronapandemie sprake was van onzekerheid, onwetendheid en stress. Zij verzoekt daarom om coulance. Ook heeft zij er opnieuw op gewezen dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, door de grote drukte, in het verkeer met appellante zelf ook regelmatig termijnen overschrijdt. Zij verzoekt om niet met twee maten te meten. Het College ziet hierin geen verontschuldiging voor het overschrijden van de beroepstermijn met twee maanden. Van meten met twee maten is geen sprake. De wet (artikel 6:11 van de Awb) verplicht het College tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep als de termijn is overschreden en die overschrijding niet verschoonbaar is.
4. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van appellante niet inhoudelijk wordt behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet bestaat geen grond.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van
D.A. Bohlmeijer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 19 april 2022.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer