ECLI:NL:CBB:2022:151
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende COVID-19 tegemoetkoming
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 april 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een ondernemer die getroffen is door de COVID-19 maatregelen, had een verzoek ingediend na een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat. Dit besluit, genomen op 11 september 2020, hield in dat verzoekster geen tegemoetkoming zou ontvangen op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS).
Na het indienen van bezwaar, dat op 17 november 2020 niet-ontvankelijk werd verklaard, heeft verzoekster beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De beroepsprocedure werd geregistreerd onder zaaknummer 21/114. Op 7 april 2021 heeft de minister, onder intrekking van het eerdere besluit, een herziene beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar ongegrond werd verklaard.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, aangezien het College het beroep van verzoekster tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard, was er geen aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de voorzieningenrechter en de griffier waren verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.