ECLI:NL:CBB:2022:151

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
21/211
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende COVID-19 tegemoetkoming

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 april 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een ondernemer die getroffen is door de COVID-19 maatregelen, had een verzoek ingediend na een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat. Dit besluit, genomen op 11 september 2020, hield in dat verzoekster geen tegemoetkoming zou ontvangen op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS).

Na het indienen van bezwaar, dat op 17 november 2020 niet-ontvankelijk werd verklaard, heeft verzoekster beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De beroepsprocedure werd geregistreerd onder zaaknummer 21/114. Op 7 april 2021 heeft de minister, onder intrekking van het eerdere besluit, een herziene beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar ongegrond werd verklaard.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, aangezien het College het beroep van verzoekster tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard, was er geen aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de voorzieningenrechter en de griffier waren verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/211
uitspraak van de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 5 april 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , verzoekster

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniels).

Procesverloop

Bij besluit van 11 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekster meegedeeld dat zij geen tegemoetkoming zal ontvangen op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS).
Bij besluit van 17 november 2020 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening. De beroepsprocedure is geregistreerd onder zaaknummer 21/114.
Op 7 april 2021 heeft verweerder, onder intrekking van het besluit van 17 november 2020, een herziene beslissing op bezwaar genomen. Het bezwaar tegen het primaire besluit is daarbij ongegrond verklaard.

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met artikel 8:108 van de Awb, kan, indien bij het College beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat het College bij uitspraak van heden het beroep van verzoekster tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarom is er geen aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2022.
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.