ECLI:NL:CBB:2022:150
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 april 2022 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van appellante, die h.o.d.n. [naam 2] is gevestigd in [plaats]. De zaak betreft een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, waarbij appellante geen tegemoetkoming ontving op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS). Appellante had bezwaar aangetekend, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. Na een zitting op 16 maart 2020, waar appellante niet aanwezig was, heeft verweerder op 7 april 2021 een herziene beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar ongegrond werd verklaard.
Het College heeft vastgesteld dat appellante niet tijdig het griffierecht heeft betaald, ondanks meerdere verzoeken en aanmaningen. De wetgeving, specifiek artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt dat als het griffierecht niet tijdig is betaald, het beroep niet-ontvankelijk is. Appellante had verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar dit verzoek werd afgewezen omdat zij niet tijdig de benodigde gegevens had overgelegd.
Uiteindelijk heeft het College geconcludeerd dat er geen aanwijzingen waren dat appellante niet in verzuim was geweest met betrekking tot de betaling van het griffierecht. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 5 april 2022.