ECLI:NL:CBB:2022:142
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met last onder dwangsom wegens overtredingen van de Wet dieren
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 maart 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een last onder dwangsom had gekregen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De last was opgelegd wegens overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren, specifiek met betrekking tot het houden van konijnen in te kleine hokken. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 23 maart 2022 is de verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. I. Boissevain. De minister was vertegenwoordigd door mr. S.F. Somer. Een dierenarts werd als deskundige gehoord op verzoek van de verzoeker. De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed is, gelet op de betrokken belangen.
De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verzoeker geen spoedeisend belang had bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. De last onder dwangsom was inmiddels uitgewerkt en er waren geen overtredingen geconstateerd tijdens de looptijd van de last. De verzoeker had zijn konijnen inmiddels elders ondergebracht, waardoor er geen reden was om de uitkomst van de bezwaarprocedure niet af te wachten. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 maart 2022.