ECLI:NL:CBB:2022:142

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
22/298
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met last onder dwangsom wegens overtredingen van de Wet dieren

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 maart 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een last onder dwangsom had gekregen van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De last was opgelegd wegens overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren, specifiek met betrekking tot het houden van konijnen in te kleine hokken. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

Tijdens de zitting op 23 maart 2022 is de verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. I. Boissevain. De minister was vertegenwoordigd door mr. S.F. Somer. Een dierenarts werd als deskundige gehoord op verzoek van de verzoeker. De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed is, gelet op de betrokken belangen.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verzoeker geen spoedeisend belang had bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. De last onder dwangsom was inmiddels uitgewerkt en er waren geen overtredingen geconstateerd tijdens de looptijd van de last. De verzoeker had zijn konijnen inmiddels elders ondergebracht, waardoor er geen reden was om de uitkomst van de bezwaarprocedure niet af te wachten. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 maart 2022.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/298
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 maart 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. I. Boissevain),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F. Somer).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd wegens overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren (Bhd).
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een reactie op het verzoek ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Op verzoek van verzoeker is [naam 2] , dierenarts, gehoord als deskundige.

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. De last onder dwangsom is namelijk opgelegd, overwegend omdat verzoeker zijn konijnen in te kleine hokken zou houden en verzoeker heeft zijn konijnen inmiddels elders ondergebracht. Bovendien heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de last onder dwangsom is uitgewerkt, dat tijdens de looptijd van de last geen overtredingen zijn gebleken en dat verzoeker geen dwangsommen heeft verbeurd. Dat alles maakt dat de voorzieningenrechter geen reden ziet waarom verzoeker de uitkomst van de bezwaarprocedure niet kan afwachten zonder dat een voorziening als hier gevraagd, is getroffen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van E. van Kampen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2022.
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: