In deze tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 29 maart 2022, wordt de correctie van een S&O-verklaring van een veredelingsbedrijf dat zich richt op de ontwikkeling van nieuwe chrysantenrassen besproken. De appellante, een bedrijf dat wereldwijd actief is, had een S&O-verklaring aangevraagd voor een project met aanzienlijke kosten en uitgaven. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat had eerder het bezwaar van appellante tegen de correctie van de S&O-verklaring ongegrond verklaard, wat leidde tot beroep bij het College.
De zaak draait om de vraag of de kosten die appellante heeft gemaakt voor uitbesteed werk aan een gelieerde onderneming in Colombia, alsook marketingkosten, terecht zijn afgewezen door de verweerder. Het College oordeelt dat de verweerder zich niet zonder nader onderzoek op het standpunt mocht stellen dat appellante onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt. Het College benadrukt dat de verweerder de kosten niet zomaar kan afwijzen zonder een zorgvuldige afweging van de door appellante aangevoerde argumenten en de aard van de werkzaamheden die zijn verricht.
Het College draagt de verweerder op om binnen twaalf weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en een nieuw besluit te nemen, waarbij het College de noodzaak van een zorgvuldige motivering en onderbouwing van de kosten benadrukt. De verdere beslissing over proceskosten en griffierecht wordt aangehouden tot de einduitspraak.