ECLI:NL:CBB:2021:942

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
20/1141
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming COVID-19 door de minister van Economische Zaken en Klimaat

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De appellante had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De aanvraag was echter afgewezen omdat deze na de deadline van 26 juni 2020 was ingediend. Appellante stelde dat zij per abuis de aanvraag niet had verzonden, ondanks dat zij dacht dat deze volledig was ingevuld. Ter zitting werd een verklaring van de boekhouder overgelegd die bevestigde dat ook hij dacht dat de aanvraag was verstuurd. Appellante had geen ontvangstbevestiging ontvangen, wat haar geen zorgen had gebaard, gezien eerdere ervaringen met de NOW-regeling.

Het College overwoog dat de aanvraag op grond van de Beleidsregel alleen ingediend kon worden binnen de gestelde periode. Aangezien de aanvraag na deze periode was ingediend, was de afwijzing door de minister terecht. Er waren geen bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden. Het College concludeerde dat het niet tijdig verzenden van de aanvraag voor rekening en risico van appellante kwam, waardoor een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag niet aan de orde was. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deadlines in het bestuursrecht.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/1141

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam maatschap] , te [plaats] , appellante,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. S. van Rijn en mr. C. Zieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 18 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel) afgewezen.
Bij besluit van 10 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2021. Voor appellante is verschenen haar maat, [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Appellante heeft een aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel ingediend. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellante haar aanvraag na afloop van de aanvraagperiode heeft ingediend.
2. Appellante stelt zich op het standpunt dat zij voldoet aan alle voorwaarden uit de Beleidsregel, waardoor zij in aanmerking zou moeten komen voor tegemoetkoming. Appellante voert aan dat zij de aanvraag voor de tegemoetkoming te laat heeft ingediend, omdat zij per abuis niet op de verzendknop heeft gedrukt. Zij was in de veronderstelling dat zij de aanvraag wel had ingevuld. Ter zitting heeft appellante een verklaring van haar boekhouder overgelegd, waaruit blijkt dat deze ook dacht dat de aanvraag volledig was ingevuld en verstuurd. Het feit dat appellante geen ontvangstbevestiging van haar aanvraag ontving, was voor appellante geen aanleiding tot zorgen omdat zij bij het aanvragen van tegemoetkoming op grond van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW-regeling) ook geen ontvangstbevestiging had ontvangen. Vanwege drukte op het bedrijf van appellante, het aanpassen van het bedrijf aan de geldende coronamaatregelen en de vakantie van een van haar maten, bleek pas op 26 juni 2020, de laatste dag waarop het indienen van een aanvraag mogelijk was, dat de aanvraag van appellante niet was ontvangen door verweerder. Op 5 augustus 2020 heeft appellante alsnog een aanvraag voor tegemoetkoming ingediend.
3. Op grond van artikel 4, derde lid, van de Beleidsregel kan een aanvraag worden ingediend in de periode van 27 maart 2020 tot en met 26 juni 2020. Niet in geschil is dat de aanvraag na 26 juni 2020 is ingediend. Verweerder heeft de aanvraag van appellante dan ook terecht afgewezen. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigen. Het niet tijdig verzenden van de aanvraag voor tegemoetkoming komt voor rekening en risico van appellante. Aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag wordt dus niet toegekomen.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van F.L. van Haeften, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.
De voorzitter is niet in de gelegenheid De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen. deze uitspraak te ondertekenen.