In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De appellante had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De aanvraag was echter afgewezen omdat deze na de deadline van 26 juni 2020 was ingediend. Appellante stelde dat zij per abuis de aanvraag niet had verzonden, ondanks dat zij dacht dat deze volledig was ingevuld. Ter zitting werd een verklaring van de boekhouder overgelegd die bevestigde dat ook hij dacht dat de aanvraag was verstuurd. Appellante had geen ontvangstbevestiging ontvangen, wat haar geen zorgen had gebaard, gezien eerdere ervaringen met de NOW-regeling.
Het College overwoog dat de aanvraag op grond van de Beleidsregel alleen ingediend kon worden binnen de gestelde periode. Aangezien de aanvraag na deze periode was ingediend, was de afwijzing door de minister terecht. Er waren geen bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden. Het College concludeerde dat het niet tijdig verzenden van de aanvraag voor rekening en risico van appellante kwam, waardoor een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag niet aan de orde was. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deadlines in het bestuursrecht.