Op 30 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen Diversey Europe Operations B.V., Inno.Clean SAS en Christeijns N.V. als verzoeksters en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden als verweerder. De verzoeksters hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 16 april 2021, waarin hun aanvraag werd verworpen. In het kader van de spoedeisendheid van de situatie, hebben de verzoeksters de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij zich moeten houden aan de termijn voor stopzetting van de verkoop volgens de EU-Biocidenverordening, die op 16 oktober 2021 verstrijkt.
De voorzieningenrechter overweegt dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Tevens kan de voorzieningenrechter, op basis van artikel 8:83, derde lid, Awb, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd voor een zitting, indien het verzoek kennelijk gegrond is. In dit geval heeft verweerder zich niet verzet tegen de schorsing van het besluit, wat de voorzieningenrechter aanleiding geeft om de verzoeken toe te wijzen. Het besluit van 16 april 2021 wordt geschorst tot zes weken na toezending van de beslissing op bezwaar aan de verzoeksters.
Daarnaast veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de proceskosten van de verzoeksters, die zijn vastgesteld op € 748,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de beroepsmatige rechtsbijstand in samenhangende zaken. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was aanwezig bij de uitspraak.