ECLI:NL:CBB:2021:920

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
21/933, 21/978, 21/987 en 21/991
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Op 30 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen Diversey Europe Operations B.V., Inno.Clean SAS en Christeijns N.V. als verzoeksters en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden als verweerder. De verzoeksters hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 16 april 2021, waarin hun aanvraag werd verworpen. In het kader van de spoedeisendheid van de situatie, hebben de verzoeksters de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij zich moeten houden aan de termijn voor stopzetting van de verkoop volgens de EU-Biocidenverordening, die op 16 oktober 2021 verstrijkt.

De voorzieningenrechter overweegt dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Tevens kan de voorzieningenrechter, op basis van artikel 8:83, derde lid, Awb, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd voor een zitting, indien het verzoek kennelijk gegrond is. In dit geval heeft verweerder zich niet verzet tegen de schorsing van het besluit, wat de voorzieningenrechter aanleiding geeft om de verzoeken toe te wijzen. Het besluit van 16 april 2021 wordt geschorst tot zes weken na toezending van de beslissing op bezwaar aan de verzoeksters.

Daarnaast veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de proceskosten van de verzoeksters, die zijn vastgesteld op € 748,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de beroepsmatige rechtsbijstand in samenhangende zaken. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 21/933, 21/978, 21/987, 21/991
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 september 2021 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen

N.V. Procter & Gamble Services SA,

Diversey Europe Operations B.V.,
Inno.Clean SASen
Christeijns N.V.
verzoeksters
(gemachtigde: mr. G.A. van der Veen),
en
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, verweerder
(gemachtigde: mr. W.A. de Vries).

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2021 heeft verweerder besloten tot verwerping van de aanvraag van het ARCHE Consortia.
Verzoeksters, die lid zijn van het ARCHE Consortia, hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, Awb kan de voorzieningenrechter, onder meer als het verzoek kennelijk gegrond is, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen. Daartoe bestaat in dit geval aanleiding.
3. Verzoeksters hebben aangevoerd dat sprake is van een spoedeisend belang. Verzoeksters moeten zich door het besluit houden aan de in de EU-Biocidenverordening 528/2012 neergelegde termijn voor stopzetting van de verkoop, in dit geval op 16 oktober 2021, wat een zeer krappe termijn is. Verder baseert Ctgb zich op onjuist toegepaste formele elementen, terwijl het proces bij verweerder zich nog in een valideringsfase bevindt, waarbij de effectieve evaluatie en autorisatiefase nog moeten worden doorlopen.
4. Verweerder heeft te kennen gegeven zich niet te verzetten tegen schorsing van het besluit van 16 april 2021 tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de verzoeken, als kennelijk gegrond, toe te wijzen. Het besluit van 16 april 2021 wordt geschorst tot zes weken na toezending van de beslissing op bezwaar aan verzoeksters.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeksters gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in samenhangende zaken, in de zin van artikel 3 van het Bpb, vast op € 748,-
(1 punt voor het indienen van de verzoekschriften, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst de verzoeken toe;
  • schorst het besluit van 16 april 2021 tot zes weken na toezending van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 1.1440,- aan verzoeksters
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeksters tot een bedrag van
€ 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2021.
De voorzieningenrechter is verhinderd De griffier is verhinderd
de uitspraak te tekenen de uitspraak te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: