Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 september 2021 in de zaak tussen
[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Ik ben directeur van [naam 3] BV, welke BV het bestuur vormt over [naam 1] B.V..
Appellante voert aan dat zij zich actief inzet om steeds duurzamer bloembollen te telen, door onder andere met zo min mogelijk chemische middelen te werken. Met betrekking tot de geconstateerde overtreding stelt appellante zich op het standpunt dat zij niet zelf met Asulam op de muscari heeft gespoten en daartoe ook geen opdracht heeft gegeven. Dat er Asulam op de muscari is aangetroffen, is volgens haar vermoedelijk te wijten aan de omstandigheid dat er nog een restant Asulam, dat was gebruikt voor een ander gewas, in de spuittank of in de spuitmond zat die later is gebruikt om de muscari te bespuiten. Verder stelt appellante zich op het standpunt dat zij te goeder trouw heeft gehandeld en dat zij dubbel wordt gestraft, omdat zij wordt gekort op haar subsidies van het GLB en aan haar voor dezelfde overtreding ook een bestuurlijke boete op grond van artikel 90 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is opgelegd.