ECLI:NL:CBB:2021:848
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- T. Pavićević
- R.W.L. Koopmans
- B. Bastein
- Rechtspraak.nl
Herberekening van uitbetaling van betalingsrechten GLB en geschil over feitelijk gebruik van landbouwperceel
In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen de herberekening van de uitbetaling van betalingsrechten over de jaren 2016 en 2017. De herberekening leidde tot een lager bedrag, omdat verweerder een perceel niet meer in aanmerking nam, omdat dit perceel volgens verweerder feitelijk bij een derde, [naam 2], in gebruik was. De derde heeft aan het geding deelgenomen en heeft de stelling van verweerder onderbouwd met stukken. Het College constateert dat de stellingen van appellant ongeloofwaardig zijn en niet in overeenstemming met andere door hem ingenomen stellingen. Appellant heeft ter zitting geen afdoende verklaring gegeven op vragen van het College, wat leidt tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat appellant in 2016 en 2017 het feitelijk gebruik had van het perceel. De beroepen zijn ongegrond verklaard.
Het procesverloop begon met een besluit van verweerder op 9 december 2019, waarin de uitbetaling van de betalingsrechten voor 2016 werd herberekend en een bedrag van € 853,02 werd teruggevorderd. Dit werd gevolgd door een besluit op 26 februari 2020, waarin het bezwaar van appellant ongegrond werd verklaard. Voor het jaar 2017 volgde een vergelijkbaar proces, met een besluit op 10 juli 2020 en een bestreden besluit op 30 november 2020. Appellant heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarop verweerder verweerschriften indiende. De derde-partij, [naam 2], heeft ook gereageerd.
Tijdens de zitting op 1 juli 2021 zijn de beroepen gevoegd behandeld. Het College heeft overwogen dat verweerder terecht tot herberekening is overgegaan, omdat het perceel volgens de stukken niet bij appellant maar bij [naam 2] in gebruik was. Appellant heeft weliswaar bewijsstukken overgelegd, maar deze zijn niet overtuigend genoeg gebleken. Het College heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beroepen ongegrond verklaard.