1.3Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat het aannemelijk is dat de activiteiten ook zonder subsidie zonder belangrijke vertraging zouden worden uitgevoerd. Uit een brief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat aan de Tweede Kamer van 29 mei 2019, met als bijlage een brief van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, blijkt immers dat het toepassen van platte bakken als slakpannen en het overdekken van de slakverwerking integraal onderdeel is van de aanpak om de grafietemissies te reduceren. Daaruit blijkt ook dat Tata Steel heeft toegezegd de te nemen maatregelen te financieren. Daarnaast heeft verweerder op grond van artikel 4.2.1a van de Regeling afwijzend beslist omdat het project is gericht op het voldoen aan reeds vastgestelde Unienormen (namelijk het voldoen aan eisen omtrent grafietemissies) als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Aan de motivering van het primaire besluit voegt verweerder toe dat het project geen demonstratieproject is in de zin van de Regeling. Appellante heeft immers aangegeven dat zij investeerder, ontwikkelaar en toepasser tegelijk is. Dit is niet mogelijk in een demonstratieproject als bedoeld in de Regeling. In de Regeling zijn de investeerder en de toepasser dezelfde partij, maar de ontwikkelaar is een andere partij. Het had voor de hand gelegen dat appellante alleen ontwikkelaar was en dat zij een toepasser en investeerder zou zoeken om haar techniek te demonstreren. Appellante kan niet zelf de toepasser zijn, want de techniek hoeft zij niet aan zichzelf te demonstreren. Het is juist de bedoeling dat een toepasser die niet bekend is met de nieuwe innovatieve techniek, met de demonstratie wordt gestimuleerd deze techniek mogelijk ook toe te passen in zijn proces. Zo komt de innovatie in Nederland op een hoger niveau wat als doelstelling ten grondslag ligt aan de Regeling. Op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mag verweerder de motivering van het bestreden besluit verbeteren.
3. Appellante heeft aangevoerd aan dat zij een geoorloofde subsidieaanvrager is. Appellante voldoet aan de wettelijke criteria, zij is immers investeerder en uitvoerder van het DEI+-project. Volgens appellante is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Verweerder is niet ingegaan op de betwisting door appellante in bezwaar van de weigeringsgrond dat de activiteiten ook zonder subsidie zonder belangrijke vertraging zouden worden uitgevoerd. Deze weigeringsgrond is erop gebaseerd dat subsidie is gevraagd voor de activiteiten gericht op het voorkomen en/of verminderen van stof(grafiet-)emissies, terwijl de aanvraag wat appellante betreft was toegespitst op CO2-reductie door hergebruik en recycling. Verder meent verweerder ten onrechte dat geen sprake is van een demonstratieproject. Dit is geen verbeterde motivering zoals verweerder stelt, maar een nieuwe, andere wettelijke grond voor afwijzing van de subsidieaanvraag. Noch in de voorgesprekken over de subsidieaanvraag, noch tijdens de hoorzitting, zijn signalen afgegeven dat geen sprake zou zijn van een demonstratieproject. Verder is appellante in dit project wel investeerder en toepasser, maar niet de ontwikkelaar. Appellante creëert als toepasser van het project zowel milieuvoordeel voor Tata Steel (CO2-reductie direct en indirect) als financieel voordeel voor zichzelf en voor Tata Steel. Dit is toegelicht in het projectplan. Appellante is geen ontwikkelaar en in die zin niet bekend met de nieuwe technieken. Het concept voor het afzuig-, filter- en koelsysteem is ontwikkeld door het Duitse bedrijf Münstermann. Op het vlak van de nieuwe slakverwerking hebben procestechnologen van Tata Steel de technieken en processen ontwikkeld voor het gebruik van de te genereren tussenproducten voor de staalfabricage. Op basis van de door Münstermann en procestechnologen van Tata Steel geformuleerde uitgangspunten hebben producenten en leveranciers de technische installaties op maat ontwikkeld voor de gewenste inzet bij de slakverwerking. Appellante heeft voor de aanschaf van de specifieke installaties voor slakbewerkingen in haar aanvraag om een subsidiebijdrage gevraagd. Deze subsidiebijdrage heeft beslist een stimulerend karakter om te investeren in deze duurzame verwerkingsmethode. Zonder subsidie is de keuze voor een conventionelere vorm van hergebruik en recycling van slakken tegen lagere investeringskosten, een hogere CO2-uitstoot en laagwaardiger toepassingsmogelijkheden van restproducten een reële optie.
4. Op grond van artikel 4.2.1a van de Regeling beslist de minister afwijzend op een aanvraag om subsidie indien deze betrekking heeft op het voldoen aan reeds vastgestelde Unienormen als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Op grond van artikel 4.2.64 van de Regeling wordt in deze paragraaf verstaan onder een
DEI+-demonstratieprojecteen op bescherming van het milieu gericht samenhangend geheel van activiteiten die een technisch en economisch risico inhouden, waarbij die activiteiten bestaan uit het door de aanvrager treffen van CO2-reducerende maatregelen die passen binnen de in de paragrafen 3.1, 3.2, met uitzondering van paragraaf 3.2.3, en 3.5 van bijlage 4.2.9, onderdeel B, opgenomen thema’s, met behulp van:
a. voor Nederland nieuwe apparaten, systemen of technieken, of
b. een voor Nederland nieuwe toepassing van apparaten, systemen of technieken.
In Bijlage 4.2.9, behorende bij artikel 4.2.64 van de Regeling, is het volgende vermeld:
“Bij een demonstratieproject gaat het om investeringssteun voor praktijktoepassingen door een eindgebruiker/exploitant, omdat investeringssteun enkel mag worden ingezet voor de ondernemer die met zijn eigen activiteiten een milieuvoordeel realiseert tijdens de looptijd van het project (dat wil zeggen: uiterlijk bij ingebruikname van de installatie). De aanvrager van de subsidie dient dan ook een investeerder te zijn die eigenaar is en blijft van hetgeen waarin wordt geïnvesteerd.
Het betreft investeringen in materiële en eventueel immateriële activa. Leaseconstructies zijn mogelijk voor zover het om financiële lease gaat, waarbij de leasenemer eigenaar wordt van de installatie. Bij een demonstratieproject blijft de installatie ook na het project in gebruik. Is dat niet het geval, omdat de installatie gedemonteerd wordt of stil komt te staan, dan is er mogelijk sprake van een pilotproject.
Als een ontwikkelaar een nieuwe innovatieve techniek of product, of combinatie van technieken of producten wil demonstreren, dan zal deze ontwikkelaar een zogenoemde eerste toepasser in de markt moeten zoeken. Die toepasser, de hiervoor genoemde investeerder, dient te investeren in deze techniek of dit product. De toepasser heeft het milieuvoordeel en financieel voordeel en kan subsidie aanvragen voor een demonstratieproject. De ontwikkelaar kan samen met de investeerder subsidie aanvragen als er binnen het project nog experimentele ontwikkeling plaatsvindt. Dan is er dus sprake van een demonstratieproject in combinatie met experimentele ontwikkeling.”
Op grond van artikel 23, aanhef en onder c, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies (Kaderbesluit) beslist onze Minister afwijzend op een aanvraag om subsidie, niet zijnde een subsidie aan een financier, voor zover aannemelijk is dat de activiteiten ook zonder subsidie zonder belangrijke vertraging zouden worden uitgevoerd.
5. Het College ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder terecht en op goede gronden heeft geweigerd de door appellante aangevraagde subsidie te verlenen.