ECLI:NL:CBB:2021:745

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
20/140
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de aanvraag van extra betaling voor jonge landbouwers door een maatschap

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juli 2021 een heropeningsbeslissing genomen in het kader van een geschil tussen een maatschap en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De maatschap had een aanvraag ingediend voor extra betaling voor jonge landbouwers, maar deze aanvraag was afgewezen omdat de jonge landbouwer niet voldeed aan het vereiste van blokkerende zeggenschap. De zaak betreft de vraag of een landbouwer die in het kader van een eenmanszaak de extra betaling voor jonge landbouwers ontvangt, als jonge landbouwer kan worden aangemerkt in het kader van de aanvraag van de maatschap, waarvan hij samen met zijn partner deel uitmaakt.

Het College heeft vastgesteld dat het onderzoek niet volledig is geweest en heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen. De maatschap, bestaande uit de maten [naam 2] en [naam 3], had eerder een Gecombineerde opgave 2018 ingediend, waarin zij uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling en de extra betaling voor jonge landbouwers had aangevraagd. De minister had in het primaire besluit een bedrag vastgesteld voor basis- en vergroeningsbetaling, maar de aanvraag voor de extra betaling was afgewezen. In het bestreden besluit werd het bezwaar van de maatschap gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de weigering van de extra betaling bleef gehandhaafd.

Het College heeft vragen geformuleerd aan de minister over de kwalificatie van [naam 2] als jonge landbouwer en de mogelijkheid van dubbele toewijzing van de extra betaling. De minister is verzocht om binnen twee weken te reageren op deze vragen, waarna de maatschap in de gelegenheid wordt gesteld om te reageren. De beslissing van het College houdt iedere verdere beslissing aan totdat de antwoorden van de minister zijn ontvangen.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/140

beslissing tot heropening van het onderzoek in de zaak tussen:

de maatschap [naam 1] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. N.E. Koelemaij),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van den Brink).

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op de aanvraag van appellante om uitbetaling van de betalingsrechten (de basisbetaling), vergroeningsbetaling en de extra betaling jonge landbouwers voor het jaar 2018 op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (de Uitvoeringsregeling).
Bij besluit van 13 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en het bedrag aan basis- en vergroeningsbetaling gewijzigd vastgesteld.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2021. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigden door [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verweerder is tevens verschenen J.P.H. van der Werve. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
De enkelvoudige kamer heeft de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.

Overwegingen

1. Het College is tot het oordeel gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest en heropent daarom het onderzoek.
2.1
Op 15 mei 2018 heeft appellante, een maatschap bestaande uit de maten [naam 2] en [naam 3] , bij verweerder een Gecombineerde opgave 2018 ingediend, waarin zij uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling en de extra betaling jonge landbouwers heeft aangevraagd. [naam 3] is in de Gecombineerde opgave 2018 als jonge landbouwer opgegeven.
2.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder een bedrag van € 1.081,85 als basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2018 vastgesteld en de aanvraag van de extra betaling jonge landbouwers afgewezen, omdat de jonge landbouwer waarvoor de extra betaling jonge landbouwer is verstrekt (het College begrijpt: aangevraagd), niet langer blokkerende zeggenschap heeft.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard en beslist dat appellante voor het jaar 2018 een bedrag van € 11.029,27 ontvangt aan basis- en vergroeningsbetaling. De weigering van de extra betaling jonge landbouwers heeft verweerder gehandhaafd.
4. Appellante heeft in beroep herhaald dat het vereiste van blokkerende zeggenschap niet van toepassing is, omdat de maatschap enkel bestaat uit jonge landbouwers en beide maten in dat geval onbeperkt bevoegd mogen zijn.
5. Het College legt naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting de volgende vragen aan verweerder voor.
( a) Waarop berust het standpunt van verweerder dat [naam 2] niet als jonge landbouwer in het bedrijf van appellante (de maatschap) kan worden gekwalificeerd?
Vraag (a) moet worden gezien in het licht van het feit dat [naam 2] in 2018 voor zijn eenmanszaak de extra betaling voor jonge landbouwers heeft ontvangen (en voldoet aan het criterium om te kunnen worden aangemerkt als jonge landbouwer) en er niet door de maatschap eveneens een uitbetaling voor hem als jonge landbouwer wordt gevraagd.
Het College verzoekt verweerder in zijn beantwoording van vraag (a) te betrekken dat in artikel 50, tweede lid, van Verordening 1307/2013 wordt bepaald dat onder ‘jonge landbouwer’ onder meer worden verstaan personen die al een landbouwbedrijf hebben opgericht in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de eerste indiening van een aanvraag in het kader van de basisbetalingsregeling, en dat in de considerans van Verordening 1307/2013 onder 47 wordt overwogen dat dient te worden voorzien in inkomenssteun aan jonge landbouwers die met hun landbouwactiviteiten beginnen, en dat zowel hun eerste vestiging als de daaropvolgende structurele aanpassing van hun bedrijf dienen te worden vergemakkelijkt.
( b) Zou [naam 2] wel als jonge landbouwer in het bedrijf van appellante (de maatschap) zijn aangemerkt indien de maatschap (in plaats van de eenmanszaak van [naam 2] ) ook voor hem de extra betaling jonge landbouwer had aangevraagd? Zo ja, uit welke bepaling/zinsnede van (artikel 50 van) Verordening 1307/2013 zou dit dan blijken?
( c) Waarop berust het standpunt van verweerder dat ingeval [naam 2] wordt gekwalificeerd als jonge landbouwer in het bedrijf van appellante (de maatschap), sprake is van het meer dan één keer per jonge landbouwer toewijzen van een extra betaling jonge landbouwer, nu in beroep slechts de aanvraag van de maatschap als jonge landbouwer voor [naam 3] aan de orde is?
6. Het College zal verweerder verzoeken zijn antwoorden op bovenstaande vragen binnen twee weken na de datum van deze beslissing aan het College te doen toekomen. Na ontvangst hiervan zal appellante in de gelegenheid worden gesteld te reageren. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

Beslissing

Het College:
- heropent het onderzoek;
- verzoekt verweerder binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn antwoorden op de onder 5 opgenomen vragen aan het College te doen toekomen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus genomen door mr. H.L. van der Beek, mr. M.M. Smorenburg en mr. T. Pavićević, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, griffier, op 15 juli 2021.
De voorzitter is verhinderd De griffier is verhinderd
de beslissing te ondertekenen . de beslissing te ondertekenen.