ECLI:NL:CBB:2021:739

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
19/881
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de overdracht van fosfaatrechten door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellant, een opstartbedrijf voor mestkalveren, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant had een verzoek ingediend voor de overdracht van fosfaatrechten, maar dit verzoek werd door de minister afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant geen fosfaatrechten bezat, aangezien zijn fosfaatrecht eerder was vastgesteld op 0 kg. Dit besluit was genomen na een herziening van een eerder besluit waarin het fosfaatrecht op 249 kg was vastgesteld. De herziening vond plaats omdat de minister geen fosfaatrecht kon vaststellen voor jongvee dat voor de vleesproductie wordt gehouden.

De appellant had bezwaar gemaakt tegen de herziening, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Tijdens de zitting op 6 mei 2021 zijn beide partijen niet verschenen, maar de zaak werd toch behandeld. Het College oordeelde dat de minister de afwijzing van de overdracht van fosfaatrechten terecht had gehandhaafd, omdat de appellant niet over de benodigde rechten beschikte om deze overdracht te kunnen realiseren. De vraag of de minister een juiste uitleg had gegeven aan het begrip melkvee, werd niet verder behandeld, omdat het in rechte vaststond dat de appellant geen fosfaatrechten had.

De uitspraak concludeerde dat het beroep van de appellant ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/881

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2021 in de zaak tussen

[naam onderneming] , te [plaats] , appellant

(gemachtigde: mr. H. Sikkema),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Cortet).

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de melding overdracht fosfaatrechten van appellant afgewezen.
Bij besluit van 1 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2021. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Relevante bepalingen
1.1
Ingevolge artikel 23, derde lid, van de Msw stelt de minister het op een bedrijf rustende fosfaatrecht per 1 januari 2018 vast in overeenstemming met de forfaitaire productie van dierlijke meststoffen in een kalenderjaar door melkvee dat op 2 juli 2015 op het bedrijf is gehouden en geregistreerd.
1.2
Het begrip “melkvee” is gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel kk, van de Msw en omvat:
1°. melk- en kalfkoeien, te weten koeien (bos taurus) die ten minste éénmaal hebben gekalfd en die voor de melkproductie of de fokkerij worden gehouden met inbegrip van koeien die drooggezet zijn alsmede koeien die worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken;
2°. jongvee jonger dan 1 jaar voor de melkveehouderij, en vrouwelijke opfokkalveren voor de vleesveehouderij tot 1 jaar en
3°. jongvee ouder dan 1 jaar, te weten alle runderen van 1 jaar en ouder inclusief overig vleesvee, maar met uitzondering van roodvleesstieren en fokstieren.
1.3
In tabel I van bijlage D bij de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (Uitvoeringsregeling) zijn de volgende diercategorieën opgenomen:
- melk- en kalfkoeien (alle koeien die ten minste éénmaal hebben gekalfd en die voor de melkproductie of de fokkerij worden gehouden; ook koeien die drooggezet zijn alsmede koeien die worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken), met diernummer 100;
- jongvee jonger dan 1 jaar voor de melkveehouderij, en vrouwelijke opfokkalveren voor de vleesveehouderij tot 1 jaar, met diernummer 101;
- jongvee van ouder dan 1 jaar (alle runderen van 1 jaar en ouder inclusief overig vleesvee, maar met uitzondering van roodvleesstieren en fokstieren), met diernummer 102.
Feiten
2.1
Appellant exploiteert een opstartbedrijf voor mestkalveren. Bij besluit van 31 januari 2018 heeft verweerder het fosfaatrecht van appellant vastgesteld op 249 kilogram (kg). Op 20 februari 2018 heeft appellant zijn fosfaatrecht verkocht aan [naam VOF] . Op 18 april 2018 heeft verweerder een melding overdracht fosfaatrechten van appellant ontvangen voor de overdracht van 249 kg (224,1 kg netto) fosfaatrecht.
2.2
Bij besluit van 8 oktober 2018 heeft verweerder het besluit van 31 januari 2018 ingetrokken en het fosfaatrecht van appellant opnieuw vastgesteld op 0 kg, omdat geen fosfaatrecht wordt vastgesteld voor jongvee dat voor de vleesproductie wordt gehouden. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door verweerder op 30 november 2018 is ontvangen. Bij besluit van 1 april 2019 heeft verweerder het bezwaar van appellante tegen het besluit van 8 oktober 2018 niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit te laat is ingediend.
Besluiten van verweerder
3. Verweerder heeft de door appellant verzochte overdracht fosfaatrechten afgewezen, omdat appellant niet over voldoende rechten beschikt om deze over te dragen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing overdracht fosfaatrechten gehandhaafd.
Beroepsgronden
4. Appellant voert aan dat verweerder een onjuiste uitleg van het begrip melkvee hanteert, omdat deze te beperkt is. Hij meent recht te hebben op 249,6 kg fosfaatrecht voor de 26 kalveren en 21,9 kg fosfaatrecht voor de pink die hij op 2 juli 2015 hield op zijn bedrijf. Daarnaast is appellant van mening dat verweerder de melding overdracht fosfaatrechten ten onrechte heeft afgewezen en dat het bestreden besluit dient te worden herzien.
Standpunt van verweerder
5. Verweerder voert aan dat het herzieningsbesluit van 8 oktober 2018 in rechte vaststaat, omdat appellant pas op 30 november 2018 bezwaar heeft gemaakt en er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Dit betekent dat appellant niet over fosfaatrecht beschikt, waardoor hij ook geen fosfaatrechten kan overdragen.
Beoordeling
6.1
In deze procedure dient het College te beoordelen of verweerder de afwijzing van de melding overdracht fosfaatrecht terecht heeft gehandhaafd. Daartoe overweegt het College dat verweerder bij besluit van 8 oktober 2018 de eerder vastgestelde hoeveelheid fosfaatrecht van 249 kg heeft herzien en het fosfaatrecht van appellant opnieuw heeft vastgesteld op 0 kg. Het daartegen gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 1 april 2019 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddel aangewend waardoor de vaststelling van zijn fosfaatrecht op 0 kg in rechte vaststaat. Nu appellant geen fosfaatrechten heeft, kan hij deze ook niet overdragen, zodat verweerder de overdracht van 224,1 kg fosfaatrecht (netto) terecht heeft afgewezen.
6.2
De vraag of verweerder in dit geval een juiste uitleg heeft gegeven aan het begrip melkvee, dan wel of verweerder het fosfaatrecht van appellant terecht heeft vastgesteld op 0 kg kan in deze procedure niet aan de orde komen, omdat in rechte vaststaat dat appellant niet over fosfaatrecht beschikt. Het College gaat daarom aan deze gronden voorbij.
Slotsom
7.1
Het beroep is ongegrond.
7.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.C.E. Winfield, in aanwezigheid van mr. C.M.J. Rouwers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.
De voorzitter is verhinderd De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.