In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de accountantskamer. De klacht was ingediend door [naam 2] tegen appellant, een registeraccountant verbonden aan [naam onderneming]. De klacht betrof het onterecht leggen van beslag op een pensioenuitkering van [naam 2] door appellant, wat leidde tot een onterecht ingehouden bedrag van € 1.000,-- per maand van december 2014 tot december 2017. De accountantskamer had klachtonderdeel f gegrond verklaard, maar appellant stelde dat de klacht niet ontvankelijk was omdat de driejaarstermijn voor het indienen van de klacht was verstreken. Het College oordeelde dat de klacht inderdaad niet binnen de termijn was ingediend, aangezien [naam 2] op de hoogte was van het beslag vanaf de datum van leggen op 13 november 2014. Het College vernietigde de eerdere uitspraak van de accountantskamer en verklaarde klachtonderdeel f niet-ontvankelijk. De beslissing is openbaar uitgesproken en de maatregel van waarschuwing die aan appellant was opgelegd, werd ingetrokken.