ECLI:NL:CBB:2021:685

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
21/58
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft appellante, een BV gevestigd te [plaats], beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het betreft een besluit van 24 november 2020, waarin het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 21 augustus 2020 ongegrond werd verklaard. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 6 juli 2021 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het College heeft vastgesteld dat appellante het verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft betaald. Na het indienen van het beroepschrift op 28 december 2020, heeft de griffier appellante een nota gestuurd voor het griffierecht. Aangezien de betaling uitbleef, is er op 19 februari 2021 een herinneringsbrief per aangetekende post verzonden, die onbestelbaar retour kwam. Een tweede herinneringsbrief is op 2 april 2021 per gewone post verzonden, maar hierop is geen reactie ontvangen.

Het College concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat appellante niet in verzuim is geweest met betrekking tot de betaling van het griffierecht. Gezien deze omstandigheden is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/58
uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2021 in de zaak tussen

[naam BV] , te [plaats] , appellante,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder.

Procesverloop

Op 28 december 2020 heeft appellante beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 november 2020 tot ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen het besluit van 21 augustus 2020.

Overwegingen

1. Het College doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak.
2. Op grond van artikel 8:41 van de Awb wordt van de indiener van het beroepschrift door de griffier een griffierecht geheven. Het verschuldigde griffierecht moet op de bankrekening van het College zijn bijgeschreven of contant ter griffie zijn gestort binnen vier weken nadat de griffier de indiener heeft meegedeeld welk griffierecht verschuldigd is. Artikel 8:41, zesde lid, van de Awb bepaalt dat het beroep niet-ontvankelijk is als het griffierecht niet tijdig is betaald. Van niet-ontvankelijkverklaring zal worden afgezien als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3. Aan appellante is kort na de ontvangst van het beroepschrift per gewone post een nota verzonden ter voldoening van het griffierecht. Aangezien betaling uitbleef is op 19 februari 2021 per aangetekende post een herinneringsbrief aan appellante gezonden met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van die brief moet zijn betaald. Deze aangetekend verzonden brief is op 10 maart 2021 op de griffie van het College als zijnde onbestelbaar retour ontvangen. De herinneringsbrief is daarop op 2 april 2021 nogmaals per gewone post aan appellante toegezonden met het verzoek het griffierecht alsnog te voldoen. Op deze herinneringsbrief is niet gereageerd.
4. Het College stelt vast dat het griffierecht niet op tijd is betaald. Er is geen aanwijzing dat appellante niet in verzuim is geweest.
5. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van
T.S. García Bijvoet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
6 juli 2021.
w.g. D. Brugman w.g. T.S. García Bijvoet
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij het College. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.