4.2Uit artikel 4, eerste lid, eerste alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelings-bijstand en de randvoorwaarden (Verordening 640/2014) volgt dat voor rechtstreekse betalingen geldt dat, indien een begunstigde door overmacht of uitzonderlijke omstandigheden niet aan de subsidiabiliteitscriteria of andere verplichtingen heeft kunnen voldoen, hij zijn recht op steun behoudt voor de arealen of dieren die subsidiabel waren toen de overmacht of de uitzonderlijke omstandigheid zich voordeed. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat gevallen van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden, samen met de desbetreffende bewijzen ten genoegen van de bevoegde autoriteit, schriftelijk aan die autoriteit worden gemeld binnen vijftien werkdagen vanaf de dag waarop dit voor de begunstigde of diens rechtsverkrijgende mogelijk is.
5. Niet in geschil is dat verweerder pas op 21 mei 2021, en dus te laat, in kennis is gesteld van de (huur)overdracht van 64 betalingsrechten van [naam onderneming] aan appellante. De beoordeling van het College is dus beperkt tot de vraag of de te late overdracht het gevolg is van overmacht, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, eerste alinea, van Verordening 640/2014. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet het begrip overmacht inzake landbouwverordeningen zo worden uitgelegd dat het inhoudt dat zich abnormale en onvoorzienbare omstandigheden hebben voorgedaan, die vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen in weerwil van alle mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden (zie onder meer het arrest van 11 juli 2002, Käserei Champignon Hofmeister, C-210/00, ECLI:EU:C:2002:440, punt 79). Het College is met verweerder van oordeel dat in dit geval geen sprake is van overmacht, daargelaten of het beroep daarop tijdig is gemeld. Dat bij de partij die de betalingsrechten zou overdragen sprake was van administratieve problemen rondom een ontbonden maatschap waardoor de melding om de betalingsrechten over te dragen niet tijdig lukte, is een omstandigheid die voor risico van appellante komt. Het is aan appellante de overdracht van de betalingsrechten tijdig voor te bereiden, voor zover nodig in samenwerking met de overdragende partij, en rekening houdend met eventuele administratieve of andere obstakels, met het oog op de uiterste datum van de melding op 15 mei 2019. Dat de overdracht een jaar eerder wel soepel was verlopen, ontslaat appellante niet van de verantwoordelijkheid om de overdracht in 2019, in samenspraak met de overdragende partij, wederom tijdig en zorgvuldig voor te bereiden. Uit de overgelegde stukken en telefoonnotities blijkt niet dat appellante al het mogelijke heeft gedaan om de (huur)overdracht van de betalingsrechten op tijd in orde te hebben.
6. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van appellante ongegrond is.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.