ECLI:NL:CBB:2021:320

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
20/1013
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen weigering tegemoetkoming COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 februari 2021 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar van appellante tegen de weigering van een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. Het bestreden besluit, genomen op 30 oktober 2020, verklaarde het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding. De bezwaartermijn eindigde op 19 augustus 2020, maar het bezwaarschrift werd pas op 24 augustus 2020 door verweerder ontvangen, wat na de termijn was. Appellante voerde aan dat haar gemachtigde door vakanties niet tijdig had kunnen handelen, maar het College oordeelde dat deze omstandigheden geen verschoonbare reden vormden voor de termijnoverschrijding. Het College benadrukte dat van een professionele gemachtigde verwacht mag worden dat hij zijn werkzaamheden zodanig organiseert dat hij tijdig bezwaar kan maken of beroep kan instellen. De uitspraak concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/1013
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 26 februari 2021 in de zaak tussen

[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: A.F. van der Steeg),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. C.J.M. Daniels en mr. S. van Rijn).

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante tegen de weigering van een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19, niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2021. Appellante is verschenen, vergezeld door [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Uit artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb volgt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn per post is bezorgd en niet later dan een week na afloop is ontvangen. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2. Het College stelt vast dat de bezwaartermijn op 19 augustus 2020 eindigde. Het bezwaarschrift is gedateerd op 19 augustus 2020. Op de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden staat een poststempel van PostNL met de datum 21 augustus 2020. Het bezwaarschrift is op 24 augustus 2020, dus na het einde van de bezwaartermijn, door verweerder ontvangen.
3. Appellante voert aan dat haar gemachtigde wegens vakanties niet tijdig heeft kunnen handelen. Op zijn kantoor zijn maar drie mensen werkzaam. Twee daarvan gingen in de maand augustus tegelijkertijd op zomervakantie in verband met schoolgaande kinderen. Hierdoor was er maar een werknemer aanwezig op kantoor. Daarnaast heeft het relatief kleine team van de gemachtigde extra werkzaamheden moeten verwerken in combinatie met lopende verplichtingen, wat resulteerde in een enorme drukte. Op zijn kantoor moest hij meerdere cliënten ondersteunen door de schade van COVID-19. Hierbij moet gedacht worden aan het opstellen van tussentijdse cijfers voor aanvragen van financieringen en het ondersteunen van cliënten bij aanvragen bij RVO, bijvoorbeeld met het opstellen en verzamelen van documentatie en correspondentie.
4. Het College ziet in de door appellante aangevoerde omstandigheden geen reden voor verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De omstandigheid dat de gemachtigde van appellante het erg druk had met werkzaamheden voor andere cliënten is geen verschoonbare reden. Evenmin dat het vakantietijd was. Van een professionele gemachtigde mag worden verwacht dat hij zijn werkzaamheden zodanig georganiseerd en onder controle heeft dat hij in staat is tijdig bezwaar te maken of beroep in te stellen. Zo nodig mag verwacht worden dat hij een derde inschakelt als hij in tijdnood komt.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L Koopmans, voorzitter, en mr. J.H. de Wildt en mr. B. Bastein, leden, in aanwezigheid van mr. M.H. van Kersbergen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2021.
De voorzitter is verhinderd De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.