In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Maatschap [naam 1] & [naam 2] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, alsook de Staat der Nederlanden. Appellante, een melkveehouderij, had beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om toepassing van de knelgevallenregeling en startersregeling in het kader van de Meststoffenwet. De minister had op 3 januari 2018 het fosfaatrecht van appellante vastgesteld, waarna appellante meldingen van bijzondere omstandigheden indiende. Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat er een causaal verband bestond tussen het aantal dieren op de peildatum en de gezondheidsproblemen van de maat. Tevens werd vastgesteld dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de startersregeling. Het verzoek om vergoeding van kosten in bezwaar werd afgewezen, omdat de gegevens die in bezwaar waren overgelegd niet eerder bekend waren. Het College oordeelde echter dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden en veroordeelde de Staat tot betaling van € 1.000,- schadevergoeding aan appellante. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 maart 2021.