In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 16 februari 2021, met zaaknummer 19/971, staat de vergoeding van kosten voor het indienen van bezwaar en beroep centraal. Appellante, een agrariër, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat haar fosfaatrecht vaststelde. Na een aantal besluiten, waaronder een vervangingsbesluit, heeft appellante beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het College oordeelt dat appellante geen beroepsmatig verleende rechtsbijstand heeft ontvangen, omdat zij het bezwaarschrift en beroepschrift zelf heeft ondertekend. Dit betekent dat zij niet in aanmerking komt voor een vergoeding van de kosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Echter, het College constateert dat verweerder ten onrechte niet is overgegaan tot vergoeding van de door appellante gemaakte reiskosten. Volgens de geldende regelgeving heeft appellante recht op vergoeding van haar reiskosten, die zijn vastgesteld op € 40,-. Daarnaast oordeelt het College dat het door appellante betaalde griffierecht van € 345,- ook vergoed dient te worden, gezien het vervangingsbesluit dat na het instellen van het beroep is genomen.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de regels omtrent rechtsbijstand en de vergoeding van kosten in bestuursrechtelijke procedures. Het College verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk, maar verklaart het beroep tegen het vervangingsbesluit gegrond, en draagt verweerder op de kosten aan appellante te vergoeden.