ECLI:NL:CBB:2021:1064

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
20/1009
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geheimhoudingsbeslissing in het kader van de Warmtewet

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 december 2021 uitspraak gedaan over een geheimhoudingsbeslissing in het kader van de Warmtewet. De appellanten, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. J.E. Janssen, mr. V.V. Jacobs en mr. M.A.C. van Zutphen, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) van 6 oktober 2020. Dit besluit betrof de vertrouwelijkheid van bepaalde gedingstukken die door de ACM waren overgelegd. De ACM had aangegeven dat alleen het College kennis mocht nemen van deze vertrouwelijke stukken, in overeenstemming met artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het College heeft de appellanten in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om beperking van de kennisneming. De appellanten hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de beperking. Het College heeft vervolgens de belangen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk toegang hebben tot relevante informatie, anderzijds het belang van de ACM om vertrouwelijke en concurrentiegevoelige gegevens te beschermen.

Het College heeft geoordeeld dat de beperking van de kennisneming van de stukken 6, 8, 30, 35 en 37 gerechtvaardigd is. Deze stukken bevatten vertrouwelijke bedrijfsgegevens die openbaarmaking zouden kunnen schaden. Het College heeft de appellanten verzocht om binnen twee weken schriftelijk aan te geven of zij instemmen met de uitspraak op basis van de vertrouwelijke stukken. De beslissing is genomen door mr. T. Pavićević, met mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen als griffier.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/1009
beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen
Vereniging Energie-Nederland,
SVP Distributie & Levering B.V.,
Eteck Energie Techniek B.V.en
Eteck Exploitaties B.V. en haar in bijlage 1 bij het beroepschrift opgenomen dochterondernemingen,
Ennatuurlijk B.V.,
Vattenfall Warmte N.V.,
Westpoort Warmte B.V.,
Eneco Warmte & koude leveringsbedrijf B.V.,
HVC Energie B.V.,
Vaanster B.V., Vaanster I B.V., Vaanster III B.V., Vaanster IV B.V., Vaanster V B.V. , Vaanster VI B.V., Vaanster VII B.V., Vaanster IX B.V., Vaanster X B.V. Vaanster XI B.V. en Vaanster XIV B.V.
appellanten
(gemachtigden: mr. J.E. Janssen, mr. V.V. Jacobs en mr. M.A.C. van Zutphen),
en

Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster

(gemachtigde: mr. B. van Hemessen).

Procesverloop

Appellanten hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 6 oktober 2020.
Verweerster heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de volgende in de inventarislijst aangegeven stukken:
- 6 Gunning onderzoek WACC afleversets;
- 8 Beantwoording vragenlijst Eneco;
- 30 Warmtedata v5.6 versie 3;
- 35 Berekening 1000kw CV Combiketel;
- 37 RD bestanden warmteleveranciers.
Het College heeft verweerster verzocht om een nadere toelichting. Verweerster heeft hierop gereageerd.
Appellanten zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om beperking van de kennisneming. Zij hebben aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
2. Deze door het College te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar tegenover staat dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl
verweerster er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft. Onder concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens vallen ook gegevens die, hoewel zelf niet als bedrijfsgegevens aan te merken, niettemin inzicht kunnen bieden in de door betrokkenen voorgestane (markt)strategie.
3.1
Het College acht beperking van de kennisneming van het stuk 6, dat ziet op weggelakte bedragen, gerechtvaardigd. Het stuk betreft de gunning van onderzoek door verweerster aan het in Engeland gevestigde European Economic Research Ltd. De vertrouwelijkheid van deze gegevens dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor verweerster zal kunnen leiden bij haar onderzoekstaken alsmede tot een onevenredig nadeel kan leiden in haar relatie met de in het buitenland gevestigde geadresseerde van het stuk, terwijl kennisneming van deze informatie door de partijen die er niet over beschikken niet noodzakelijk is om hun belangen naar behoren te kunnen bepleiten.
3.2
Het College acht beperking van de kennisneming van de stukken 8, 30, 35 en 37 eveneens gerechtvaardigd. Deze stukken bevatten bedrijfsvertrouwelijke gegevens (bedragen, bedrijfsnamen) van diverse warmteleveranciers en gegevens waaruit (een deel van) de marktstrategie van betrokkenen zou kunnen worden afgeleid, zo al niet sprake is van concurrentiegevoelige gegevens. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekkers van de gegevens zal kunnen leiden. Verweerster heeft gelet op haar taak om tarieven vast te stellen ook voor de toekomst een groot belang bij de bereidheid van partijen om dergelijke informatie over hun bedrijfsvoering te verstrekken. Het schenden van de vertrouwelijkheid waaronder de gegevens zijn verstrekt zou aan die bereidheid afbreuk kunnen doen.
4. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die stukken uitspraak doen. Die toestemming is niet nodig voor een stuk dat een partij al kent. Appellanten wordt verzocht om binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken 6, 8, 30, 35 en 37, voor zover zij deze stukken niet kennen, uitspraak doet op het beroep.

Beslissing

Het College:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken 6, 8, 30, 35 en 37 gerechtvaardigd is;
- verzoekt appellanten om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken 6, 8, 30, 35 en 37 uitspraak doet op het beroep, voor zover zij deze stukken niet kennen.
Aldus genomen door mr. T. Pavićević, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen als griffier, op .
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd de beslissing te ondertekenen