In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 december 2021 uitspraak gedaan over een geheimhoudingsbeslissing in het kader van de Warmtewet. De appellanten, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. J.E. Janssen, mr. V.V. Jacobs en mr. M.A.C. van Zutphen, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) van 6 oktober 2020. Dit besluit betrof de vertrouwelijkheid van bepaalde gedingstukken die door de ACM waren overgelegd. De ACM had aangegeven dat alleen het College kennis mocht nemen van deze vertrouwelijke stukken, in overeenstemming met artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het College heeft de appellanten in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om beperking van de kennisneming. De appellanten hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de beperking. Het College heeft vervolgens de belangen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk toegang hebben tot relevante informatie, anderzijds het belang van de ACM om vertrouwelijke en concurrentiegevoelige gegevens te beschermen.
Het College heeft geoordeeld dat de beperking van de kennisneming van de stukken 6, 8, 30, 35 en 37 gerechtvaardigd is. Deze stukken bevatten vertrouwelijke bedrijfsgegevens die openbaarmaking zouden kunnen schaden. Het College heeft de appellanten verzocht om binnen twee weken schriftelijk aan te geven of zij instemmen met de uitspraak op basis van de vertrouwelijke stukken. De beslissing is genomen door mr. T. Pavićević, met mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen als griffier.