In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van een maatschap tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De verzoekster stelde dat zij schade had geleden als gevolg van onrechtmatige besluiten van de minister met betrekking tot de vaststelling van het fosfaatrecht. Het College oordeelde dat het besluit van 3 januari 2018, waarin het fosfaatrecht te laag was vastgesteld, onrechtmatig was. Dit werd bevestigd door een latere herziening van het fosfaatrecht op 11 april 2019, waarbij de minister de melding van bijzondere omstandigheden van verzoekster honoreerde en het fosfaatrecht verhoogde. Het College concludeerde dat er een causaal verband bestond tussen de onrechtmatige besluitvorming en de schade die verzoekster had geleden door de gedwongen verkoop van negen drachtige vaarzen en de aankoop van fosfaatrechten. Het verzoek om schadevergoeding werd toegewezen, en de minister werd veroordeeld tot betaling van € 25.000,- aan verzoekster. Daarnaast werd de minister opgedragen het griffierecht en de proceskosten te vergoeden.