In deze zaak heeft appellant, een agrarisch ondernemer, beroep ingesteld tegen de vaststelling van zijn fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellant betoogde dat de dieren die geregistreerd stonden als zoogkoeien in het I&R-systeem, in werkelijkheid als melk- en kalfkoeien moesten worden aangemerkt. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde echter dat appellant niet had aangetoond dat deze registratie onjuist was. De wetgever heeft bewust een onderscheid gemaakt tussen melk- en kalfkoeien en zoogkoeien, en deze keuze valt binnen de beoordelingsvrijheid van de wetgever. Het College concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat appellant niet kon aantonen dat zijn dieren melk produceerden of voor de fokkerij werden gehouden.
Daarnaast heeft appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van zijn bezwaar. Het College stelde vast dat de redelijke termijn van twee jaar was overschreden met tien maanden, en kende appellant een schadevergoeding van € 1.000,- toe. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 374,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 november 2021.