Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2020 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Procesverloop
fosfaatreductieplan 2017 (de Regeling) aan appellante geldsommen opgelegd voor de periodes 1, 2 en 4 en voor periode 3 en 5 een bonusgeldsom toegekend.
Overwegingen
2 juli 2015 (de peildatum) en kent een bonusgeldsom toe indien een melkveehouder minder vrouwelijke runderen houdt dan het referentieaantal op de peildatum.
Beroepsgronden
Appellante is het daar niet mee eens en betoogt dat sprake is van een individuele en buitensporige last. Het melkveebedrijf was oorspronkelijk van een broer en zus. De zus heeft in 2017 – nadat in 2013 al met de eerste besprekingen hierover was gestart – het aandeel in het ondernemingsvermogen van haar broer overgenomen. Vanwege bedrijfseconomische redenen en als direct gevolg van de beëindiging van de samenwerking tussen broer en zus, was appellante genoodzaakt het bedrijf geleidelijk en op verantwoorde wijze uit te breiden. Voor een geleidelijke groei is ook gekozen om ziekte-insleep te voorkomen. Zij betoogt dat zij niet kon voorzien dat de door haar gewenste groei onmogelijk zou worden gemaakt. Zij heeft al in 2007 de benodigde investeringen gedaan en deze investeringen kan zij nu niet terugverdienen doordat de spelregels tussentijds zijn gewijzigd. De continuïteit van haar bedrijf wordt hierdoor ernstig bedreigd, aldus appellante. Zij verwijst in dit verband naar een rapport van Accon Avm accountants van 20 juli 2018. Appellante stelt zich op het standpunt dat het buitenproportioneel is dat de Regeling bijna drie jaar terug in de tijd gaat. Tot slot betoogt zij dat sprake is van strijd met (met name) het zorgvuldigheidsbeginsel.
In haar nader stuk verzoekt appellante om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
Bespreking beroepsgrondenIndividuele buitensporige last
Het verweerschrift en de zorgvuldigheid
Overschrijding redelijke termijn
€ 500,00 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.
€ 500,00 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond, bedraagt het aan appellante toe te kennen bedrag € 1.000,00.
Slotsom
Beslissing
€ 80,40, voor periode 3 op € 312,00, voor periode 4 op € 327,- en voor periode 5 op € 45,-;
€ 500,-;
€ 525,-;
15 december 2020
.
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.