Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
appellant
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de minister),
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Vervolgens concludeert de toezichthouder in het rapport van bevindingen het volgende: “Gezien de omstandigheden en gelet op de getuige verklaringen en daarnaast de extreme temperatuur op die dag is er een ernstige aantasting van het welzijn van de 3 kort aangebonden runderen achterop de aanhangwagen ontstaan. (…) Er is door organisator niet regelmatig gecontroleerd naar de omstandigheden van de dieren op de aanhangwagen, gelet op de extreme weersomstandigheden. Onvoldoende ventilatie tijdens het vervoer, waarbij ook niet volledig aan de behoeften kon worden voldaan doordat dieren waren vastgebonden.”
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Appellant betoogt dat hij op de extreem warme dag van 24 augustus 2016 heeft geprobeerd het de acht runderen zo comfortabel mogelijk te maken. Zo stonden er maar acht dieren op de aanhangwagen met een geïsoleerd dak, was er meer dan voldoende water aanwezig, stonden de ventilatieroosters allemaal tegen elkaar open en was de laadvloer omhoog gezet. Appellant wijst er op dat de dieren niet direct begonnen te drinken toen hun water werd aangeboden en dat de toezichthouders ruimschoots de tijd hebben genomen voor hun onderzoek, waardoor de dieren nog langer in de hitte hebben gestaan. De gemeten temperaturen bij de dieren zijn lager dan de normale lichaamstemperatuur, zodat daaruit niet valt af te leiden dat de dieren het heel warm hadden. Wat betreft de omstandigheid dat drie runderen kort aangebonden waren, wijst appellant er op dat niet is geconstateerd dat hij in strijd heeft gehandeld met punt 1.11 van bijlage I, hoofdstuk III, van de Transportverordening. Appellant betoogt dat het er niet om gaat of de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden is berokkend, maar om de vaststelling dat de dieren letsel of onnodig lijden is berokkend. De rechtbank motiveert niet waarom sprake is van onnodig lijden. Volgens appellant hebben de dieren niet onnodig geleden.
Beslissing
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover het betreft de overtreding van artikel 3 van de Transportverordening;
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover de minister heeft vastgesteld dat appellant artikel 3 van de Transportverordening heeft overtreden;
- herroept het primaire besluit in zoverre en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 429,- aan appellant te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.150,-.