Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
en
[naam 1] B.V. ( [naam 1] ), verweerster
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Daarbij geldt dat op grond de onschuldpresumptie, die besloten ligt in artikel 6, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, twijfel in het voordeel van de belanghebbende strekt (bijv. HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6324, punt 4.8.3, en ABRvS 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1818, punt 7.5). Verweerder heeft in dit geval aan die bewijslast en bewijsmaatstaf voldaan, omdat is vastgesteld dat vanuit de winkel van eiseres aan een persoon sigaretten zijn verkocht, terwijl van die koper, waarvan niet in geschil is dat hij ten tijde van de koop niet onmiskenbaar 18 jaar was, niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Verweerder kan in een dergelijk geval ook uitgaan van het vermoeden dat eiseres van de overtreding een verwijt valt te maken.
18 jaar of ouder is. Eerst in het verweerschrift wordt afstand genomen van de lezing van eiseres, omdat zij innerlijk tegenstrijdige standpunten zou hebben ingenomen door in bezwaar en beroep van een vals identiteitsbewijs te spreken, terwijl in de zienswijze wordt gesproken van een identiteitsbewijs van de broer van de jongen. De rechtbank volgt verweerder niet in dit nieuwe standpunt. Het valse gebruik van een authentiek identiteitsbewijs door een ander wordt in het taalgebruik ook wel aangeduid als het gebruik van valse papieren, zodat het door elkaar gebruiken daarvan in dit geval geen tegenstrijdigheid oplevert. Voor het overige betwist verweerder de lezing van eiseres niet.